donderdag 16 maart 2017

Lentebode: De Narcis

Lente is geen lente als je niet tenminste de sneeuwklokjes, krokussen en de narcissen kunt bewonderen. De eerste twee planten had ik al in 2009 getekend, maar aan de narcis was ik niet nog niet toegekomen. Bij deze is dit manco aangevuld.


Overzichtstekening Narcis

Habitus Narcis
Zo op het eerste gezicht lijkt de narcis een eenvoudige bloem. Maar ook hier bedriegt de schijn. Het lijkt simpel. Een paar rechte bladeren, een lange steel met, meestal, één enkele simpele bloem. Ik dacht snel klaar te zijn, maar ik heb toch nog een heel blad kunnen vullen met details. Details waar ik het bestaan niet van vermoedde. Dat maakt dit onderzoekswerk nou juist zo leuk. Je haalt ergens een bloemetje vandaan en probeer dan de werking van de verschillende onderdelen te doorgronden en het liefst nog in relatie te brengen met het een of ander insect. Want daar zijn bloemen voor, aantrekking van insecten die dan behulpzaam zijn bij de bevruchting van de plant.

De wilg van de vorige blog is dan niet zo'n goed voorbeeld, hoewel de mannelijke katjes druk bezocht werden door bijen. Wilgen zijn in principe windbloeiers en worden door de wind bestoven. Insecten spelen hier geen rol in. De reden waarom er zoveel bijen op de katjes zaten is mij nog niet bekend. Dat is weer een onderzoek op zich.

De narcis bestaat zoals gezegd, in dit geval, een enkele bloem. Achter de bloem zit een verdikking die uitloopt in een steel die eerst in een open en dan in een gesloten vlies doorloopt in de steel. Die aanhechting is een verdikt glad gedeelte in de stengel. Naar onderen toe is de stengel geribbeld en verkleurd van helder groen, via lichtgroen en geel naar nagenoeg wit. Het witte gedeelte zit, net als de bladeren, weer in een vliezig bruin vel dat dicht gesloten is met hier en daar scheuren. Alle bloemstengels en bladeren zitten in dezelfde bruine scheden. Uiteindelijk mondt dit uit in een bol die bestaat uit een aantal witte vlezige rokken met een dito bruin vel dat alles omsluit. Onderaan zitten een aantal wortels, die overal even dik zijn en wit.

De bloem

De bloem van de narcis bestaat uit een nauwe oranje-gele buis die iets breder wordt tot waar de zes kroonbladeren bevinden. Na deze kroonbladeren gaat de buis breder wordend verder. Soms als een klok, maar hier flesvormig. De uiterste rand van de fles is gerimpeld. Onder de bloem is een verdikking in de stengel als de bloem bevrucht is. In deze verdikking zitten de zaden. De stamper loopt vanuit het binnenste van deze verdikking helemaal naar de uiteinde van de bloem. De stamper wordt geflankeerd door zes meeldraden die gedeeltelijk vastzitten aan de wand van het binnenste van de bloem. Het uiteinde van de meeldraden staan los en dragen de helmknoppen.

Verschillende onderdelen van de narcisbloem, vanaf de buitenzijde.
De meeldraden

De stengels van de meeldraden zijn in het begin vergroeid met de wand van de bloemkelk. Als ze vrijkomen steken ze in de ruimte en buigen op gegeven moment om naar de helmknop. Ze zitten daar vast op ongeveer een derde van onderen. De helmknop zelf is geel en heeft in doorsnede een H-vorm, zij het dat de uitlopers van de H vlezig afgerond zijn. In doorsnede zijn er twee die diep ingesneden zijn en twee ondiep. In één diepe kant zit de stengel van de meeldraad vast.

Bloemdoorsnede met details meeldraden.
De stamper met vruchtbeginsel

De stamper is een lange stok die helemaal doorloopt tot in het vruchtbeginsel. De stempel loopt iets plooiend naar buiten toe en heeft allerlei kristalachtige staafjes aan de rand.

Stempel.
Vanaf deze staafje kun je iets naar binnen kijken en is de stamper waarschijnlijk over de gehele lengte hol. Maar dat is na een paar millimeter al niet meer te zien. De stamper is geel en loopt door tot in de groene stengelverdikking.
De stamper is in doorsnede dik halvemaanvormig.

Doorsnede stamper.
Deze stengelverdikking (vruchtbeginsel) is een stengelverdikking. Als je het dwars doorsnijdt dan zie je een driedeling. Drie compartimenten die door drie lamellen van elkaar gescheiden zijn. Erom heen zit een vlies dat overgaat in de groene schil (bast). Al die elementen zijn met elkaar vergroeid. De overgang vlies-schil is naadloos.

In ieder compartiment zitten drie zaden op dezelfde hoogte en zijn per drie gestapeld.
Als je de verdikking in de lengte doorsnijdt zie je die stapeling duidelijk: 12 hoog.
Je kunt nu berekenen hoeveel zaden er minstens in één verdikking zit:

3 compartimenten met 3 zaden en 12 hoog = 3 x 3 x 12 = 108 zaden.

Minstens omdat bovenin (het dichtst bij de bloem) nog een aantal zaden zitten. Ik weet niet in hoeverre dit doorgroeit.

Stamper met doorsnede vruchtbeginsel.
De zaden

De onrijpe zaadjes zijn witvlezig en iets plakkerig. Het zijn kommavormige kleine boontjes die met een kleine uitloper vast zitten aan de "stam". Ze hebben grote rechthoekige cellen die min of meer meelopen met de kromming van de boon en lijken aan het uiteinde (dat is de andere zijde van de uitloper) samen te komen in een nogal warrige celgrootte, tot vierkant/rondachtig toe.

In die stam zijn verschillende langslopende lijnen te zien die uiteindelijk in de steel van de stamper terecht komen.

Kommavormige zaadjes.
De bloemstengel

De bloemstengel is hol en in doorsnede vanuit het midden afgevlakt, zodat je een oogvormige doorsnede krijgt. De bast van de stengel is geribbeld met verhoogde vlakke lijntjes die via hol gebogen valkjes met elkaar verbonden zijn. De stengel bint in de bol nagenoeg wit en gaat via geel, lichtgroen over in donkerder heldergroen. Behalve op de knoop bij de bloem, die is glad (zonder de ribbels) en lichter van kleur.

Blad en bloemstengel in detail.
Het blad

De lengte van het blad is ongeveer gelijk aan de lengte van de bloemstengel. Het is een lange strook die in doorsnede gebogen is met een paar ribbels aan de onderzijde. Geen spoor van een nervatuur. Behalve de ribbels is er eigenlijk niets te zien aan het blad. Misschien is het nog vermeldingswaard te melden dat het uiteinde van het blad scherphoekig is afgerond en iets naar buiten (onderen) is afgebogen.

De bol

De getekende bol is eigenlijk een scheut van een grotere bol. Daarom is ze kommavormig, ze zat als het ware om de grote bol heen. Vanuit de bol komen alle bladen en bloemstengels. De bol zelf is vlezig wit in lamellen, als bij een ui.
Deze lamellen komen vanuit een centrale kern die gelig is. Aan de andere zijde van deze kern zitten de witte wortels. Die kunnen zeer lang zijn en met elkaar en die van de grote bol zijn vervlochten.
De gehele bol (behalve de wortels) zit in een bruin vlies die bladvormig om de bol gedrapeerd is en uitmondt in een bruin vlies dat nauwgesloten om de stengels en bladeren heen zit.

Een uivormige bol

Geen opmerkingen:

Een reactie posten