woensdag 22 maart 2017

Bougainvillea glabra

In de Victoriakas van de Leidse Hortus staat een slingerstruik met aan de toppen van de twijgjes steeds drie bladeren die zich hebben omgevormd tot witte steunbladeren.


Bougainvillea glabra Choisy cv. Penelope in Hortus Botanicus, Leiden
Vanuit ongeveer een vierde vanaf de steel groeien daar de bloemen uit. De bloem bestaat uit een groene buis (met een plaatselijke versmalling in het midden) met aan het eind een kleine vijfpuntige stervormige witte bloem. In de groene buis zitten de geslachtsorganen.

De plant groeit in verschillende takken omhoog en gaan dan via allerlei ondersteunde omgevingselementen als een slingerplant over het pad en hangt dan boven het water van het vijvertje. Overal liggen afgevallen "bloemen" met al dan niet verdroogde bloemen erin. Dat is voor mij prettig, dan kan ik de structuren van de bloem thuis beter bekijken onder de microscoop. Opvallend is dat de bloem na uitbloeien zichzelf de nek omdraait. Dat wil zeggen dat de buis vlak achter de witte bloemkroon tordeert. Soms gebeurt dit al terwijl de bloem nog moet bloeien. Het schijnt een genetische afwijking te zijn (door het kweken?).


Verwrongen bloembuis achter knop

Citaat uit Wikipedia:
Bougainvillea is een geslacht uit de familie Nyctaginaceae. Soorten en kruisingen uit het geslacht worden toegepast als tuin- en kamerplant.
Er zijn circa 15 soorten, afkomstig uit de tropen en subtropen van Zuid-Amerika, vooral Brazilië. Ze zijn in de eerste helft van de 19de eeuw in Europa ingevoerd. Vooral in de landen rond de Middellandse Zee en in Afrika tieren ze welig.
Deze planten zijn heester- of kruidachtig, groenblijvend of bladverliezend, meest klimmend. In de vrije natuur worden ze tot 4 m hoog. Ze hebben bedoornde twijgen en onaanzienlijke bloempjes. De bloemen zijn omgeven door opvallend gekleurde, papierachtige schutbladeren die lang aan de plant blijven zitten.
Bougainvillea werd voor het eerst gevonden in de tweede helft van de 18e eeuw, tijdens een expeditie waarover de Franse zeevaarder Louis Antoine de Bougainville de leiding had.

De tekeningen


Overzichtstekening Bougainvillea glabra


Bloemstructuur

Het eerste wat opvalt zijn de witte bladeren (bij de andere variëteiten in de kas via groenig naar rood tot purper). Deze zitten drie aan drie, met de onderkanten tegen elkaar aan gedrukt. Wat het bloemeffect nog eens extra verhoogd. De witte bladeren lijken de bloem, maar zijn dat niet. Het zijn omgevormde schutbladeren die op een kwart van het begin de echte bloem draagt. Zo'n setje van drie witte bladeren heeft dus drie bloemen.

Witte steunbladeren met bloemen
De nerven in zo'n wit blad zijn licht groenig en zijn meestal gevorkt naar de bladrand toe. Tussen deze nerven zitten kleinere niet-gevorkte nerven.

Op de hoofdnerf zit op een kwart van het steunbladbegin een groene bloembuis met aan de top een witte bloem. De doorsnede van de bloembuis is vijfhoekig.

Snij je zo'n bloembuis overlangs doormidden dan zie je de geslachtsonderdelen zitten: de stamper en de meeldraden. De stamper is kleiner dan de meeldraden.

Doorsnede bloembuis
De meeldraden en de stamper zitten in de bodem aan elkaar, maar toch van elkaar gescheiden. De meeldraden zitten namelijk als een verhoogde kring om de losstaande stamper heen. Waar de kring ophoudt hebben de meeldraden een knobbel die aan het uiteinde wit (kleurloos) is. De functie is daarvan is niet duidelijk, maar misschien dient het om de nectar tegen te houden.

Kring van meeldraden en middenin de stamper

De bloemkroon

De bloemkroon is echt wit, dus niet wit van de luchtbellen. Ze bestaat uit een vijfpuntige ster met daartussen vergroeid vijf bloembladen. Die bloembladen zijn iets uitgegroeid, waardoor ze niet meer vlak tussen de ster passen. De punten van de ster zijn voorzien van een witte beharing. In het midden zit een vijfhoekig gat waarmee de bloemkroon vast zit aan de bloembuis. Deze overgang is eveneens groen. In het gat kijk je tegen de bovenkanten aan van de vijf meeldraden.

De bloemkroon
De stamper

De stamper is geheel groen, op de transparant witte stempel na. De vorm van de stamper begint dun, wordt aan één zijde snel dikker en loopt dan taps toe dun gebogen uit. De buitenzijde van de bocht draagt de stempel. Die stempel bestaat uit transparante (witte) gestapelde bolletjes, vaak ook half naast elkaar zodat het op een mini boompje lijkt.  De bolletjes zijn rond (bovenin) of druppelvormig (onderin).
De stamper in aanzicht en doorsnede
In het verdikte gedeelte zit de aanleg voor één zaadje. Dit zaadje is in onrijpe toestand wit en glazig, evenals de voet waarop het groeit.

De meeldraad

De vijf meeldraden zijn lichtgroen. De helmknop geel. Ze zijn ongeveer twee keer zo lang als de stamper. In onrijpe toestand zijn de helmknoppen gesloten en zitten als twee schelpen ruggelings tegen elkaar, waardoor het geheel lijkt te bestaan uit vier afgeronde staafjes. Als de helmknop rijp wordt, barst deze open en krult dan helemaal open tot ze niet meer verder kunnen en zijn het binnenste buiten gekeerde afgeronde plaatjes geworden. Wat eerst buiten zat, zit nu binnen en omgekeerd.

Helmknoppen in verschillende rijpheid stadia en stuifmeel
Het stuifmeel is geel. Ze zijn rond met drie groeven of hebben de vorm van een broodje. Deze zijn ellipsvormig met een platte bodem, de andere zijde is voorzien van twee lengtegroeven.
De doorsnede van de ronde is ongeveer 0,03 mm. De oppervlaktestructuur is voorzien van hoekige veldjes met muurtjes eromheen.

Stuifmeelkorrel van Bourgainvillea (Bron: http://www.sciencedirect.com/ )
No. 1 is rond en No. 4 is het "broodje"
Het blad

Het blad is groen en heeft zichtbare nerven. De nerven zijn aan de bovenzijde iets verdiept, maar aan de onderzijde zijn ze veel meer aanwezig en steken ze uit. De hoofdnerf meer dan da zijnerven.


Het blad en haar nervenverloop en -structuur
Op en soms om de nerven steken haartjes uit. Dit zijn voornamelijk gestapelde cellen.
Op de hoofdnerf en soms ook op de zijnerven zijn ze rood verkleurd, maar er zijn ook kleurloze. Die zitten vooral op het bladoppervlak (voornamelijk bij de nerven).

De cellen van de nerven zijn langgerekte cellen.

Beharing op de nerven

















dinsdag 21 maart 2017

De aangepaste bovenkaak van Placodus gigas

In 2015 heb ik een foto gemaakt van een fossiel in het nu tijdelijk gesloten Museum Naturalis te Leiden en deze omgezet in een kleurpotloodtekening.

Placodus gigas, fossiel in Naturalis
Op de laagste verdieping was (de tentoonstelling en gebouw wordt vernieuwd) een overzicht van het leven door de era heen. Vanaf het allereerste begin uit het pre-cambrium tot en met de zojuist uitgestorven dieren. De verdiepingen erboven lieten het huidige leven zien (nu ja, leven ... opgezet, gedroogd of op sterk water).

Het door mij getekende fossiel is een bovenkaak van een soort uit het genus Placodus. De soortnaam is Placodus gigas.
Het genus Placodus is een uitgestorven geslacht van mariene reptielen, behorende tot de orde der Placodontia.

Citaat uit Wikipedia:
Placodontia vormen een orde van mariene reptielen uit het Trias. Zij worden gerekend tot de Sauropterygia, de superorde die ook de Pleistosauriërs omvat.
Placodonten worden gekenmerkt door hun schildpadachtige voorkomen. Ze waren meestal tussen de één en twee meter lang, maar de grootste soorten konden wel drie meter lang worden.
De Placodontia waren van alle mariene reptielen de minst gespecialiseerde zwemmers. Gedurende de ongeveer 35 miljoen jaar dat ze voorkwamen, leefden ze niet in open zee maar alleen bij de kust, vermoedelijk in moerassen.
Placodontia leefden van schelpdieren.
De eerste fossiele Placodontia werden gevonden in 1830, waarna andere vondsten volgden in heel Europa en het Midden-Oosten.

Placodes gigas (Bron: https://en.wikipedia.org/wiki/Placodus )

Reconstructie van Placodes gigas (Bron: https://en.wikipedia.org/wiki/Placodus )


Botjes van Placodes gigas (Bron: http://www.reptileevolution.com/placodus.htm )
















In het bovenstaande beenderenoverzicht is te zien dat de bovenkaak voorin kennelijk tanden hebben gezeten.

Bovenkaak met tandholtes

Die tandholtes van deze tanden kon ik niet terug vinden op het fossiel.
 
Geen tandholtes, zelfs geen aanduiding daartoe
Dat is jammer, want hierdoor wordt je op het verkeerde been gezet. Ik dacht dat het dier zijn voedsel als een lepelsteur zijn voedsel opgroef en zo naar binnen lepelde.
Niet dus.
 
Met dit fossiel is nog meer aan de hand. Het "lepeltje" is gerepareerd of aangepast. De foto op internet heeft een veel kortere lepel dan die op mijn foto. Ook de vorm en de structuur is veranderd.
 

Hetzelfde fossiel uit Naturalis, maar met een kortere "lepel"
(Bron: https://en.wikipedia.org/wiki/Placodus )
 
Detail uit vorige foto.
Let ook op de dwarsnaad!
Als je toch rommelt aan het fossiel, waarom dan niet meteen tandholtes aangebracht?
Als je het ethisch doet, geef je duidelijk aan wat toegevoegd is, bijvoorbeeld door een andere kleur of materiaal. Dan dan kun je met een gerust hart desnoods ook de tanden aanbrengen. Een gemiste kans.

Als je iets tekent, dan gaan details opvallen. Je onderzoekt het onderwerp verder op internet en dan zie je zo iets. Jammer dat ik dit onderzoek pas gedaan heb na het tekenen, dus ook mijn tekening heeft de "fout".

Mijn tekening is ditmaal op A3-formaat en getekend in kleurpotlood. Voor de belettering had ik goed het Phantom-line 100-apparaatje uit mijn eerdere blog "Lijnentrekkerij..." kunnen gebruiken!

Getekend naar een foto gemaakt in Museum Naturalis


zondag 19 maart 2017

Bladvlo

In mijn blog over het wilgenkatje staat ook een insect afgebeeld. Ik wist toen nog niet wat dat kon wezen, maar ik vermoedde wel dat het een laatste larvehuidje was van een insect. Maar van welk type en soort insect? Ik dacht een schildluis.

Een schildluis?
Nee, het blijkt geen schildluis, maar een bladvlo, een soort uit de superfamilie Psylloidea (Hemiptera: Sternorrhyncha: Psyllidae).

Het is inderdaad een vervellingshuidje, maar niet het laatste. Dat is opengebarsten om de laatste, vijfde, larve (nymf) uit te laten sluipen.

Bladvlooien hebben een onvolledige gedaanteverwisseling als ze vanuit het ei gaan groeien. Dat wil zeggen dat ze een aantal keren hun huid (= exoskelet) laten openbarsten, dan vlug groeien voordat ze weer droog en verstard zijn. Die tussenstappen worden nymfen genoemd. Bladvlooien doen dat 5 keer. Uit de vijfde komt dan het vliegende insect.

Volledige gedaanteverwisseling werkt als bij vlinders, vliegen en kevers: ei - larve - pop - volwassen dier.

Van ei tot en met laatste nymfe-stadium
(Bron: A. van Frankehuyzen: "Schadelijke en nuttige insecten en mijten in fruitgewassen, pagina 99 )
Mijn tekening lijkt erg op de vierde larve L4. Zelfs de haren aan het uiteinde heb ik gezien en getekend. Wat ik als zijkant heb aangeduid en waarvan ik dacht dat de linker kant gebroken was, blijkt de linkerkant juist getekend en de rechterzijde niet. De linkerzijde zijn twee lamellen waaruit later twee vleugels ontstaan. Zo ook rechts, maar daar had ik de naad niet gezien. Bij nacontrole blijkt die er toch ook te zijn, alleen bijna onzichtbaar overgaand van de ene "vleugel" in de andere. Een correctie die met een eenvoudig potloodstreepje is op te lossen.
De larven hebben ook ogen, maar die kon ik op mijn beest niet zien (ook niet nu ik weet dat ze ogen hebben). De ogen zitten onder viezigheid en wat er van te zien is heeft geen andere kleur of structuur. Wel is het iets donkerder daar.

Soortbepaling.

Dat is niet eenvoudig. Er zijn er enkele honderden in Europa en in Nederland, maar ze komen niet allemaal op dezelfde planten en bomen voor. Op de wilg komen er minstens vijf voor. De restanten zijn te incompleet te proberen het dier te determineren, dus ik laat het verder hierbij. Niet alle larven zijn trouwens beschreven, dat maakt het dan onmogelijk. Het is al leuk dat ik nu weet hoe een bladvlooienlarve eruit ziet.

Ik heb wel een soort gevonden die erg lijkt op mijn tekening en dat is de perenbladvlo. Perenbladvlooien heb je ook weer in soorten. De foto's van enkele Perenbladvlooien zijn hieronder afgebeeld ter illustratie.

Een L4-nymfe.

Een Perenbladvlo-nymf   ( Cacopsylla pyricola Foerster ) in het vierde stadium L4
(Let op de staartdraden!)

(Bron: http://www.ipm.msu.edu )
Een volwassen bladvlo.

Een volwassen Perenbladvlo ( Cacopsylla pyricola Foerster ) (Bron: http://bugguide.net/ )







Lijntrekkerij en teksten toevoegen

Phantom-line 100

Vorige week heb ik in een kringloopwinkel voor 5 euro een curieus tekenapparaatje gekocht voor het maken van teksten op papier. Meer uit nieuwsgierigheid of zoiets kan werken. En het werkt! Dit lettertekenapparaat komt uit de kalligrafiewereld, maar is evengoed te gebruiken voor de teksten op natuurtekeningen (in het net).

Het gaat om een Phantom-Line 100 Optical Lettering Guide. Zoals de titel al zegt gaat het om een optisch systeem. En wel spiegeling en doorzicht. Je gebruikt het apparaat als je geen potloodstrepen kunt of wilt trekken op het papier om recht en in lijn te kunnen schrijven. Zo'n tekst kan bijvoorbeeld een soortnaam van een plant op een botanische tekening of aquarel zijn, of een beschrijving van wat je ziet.
Een potloodlijn geeft altijd een groef of beschadiging van het papier door weggummen.

Het originele doosje
(Op internet zijn er vele varianten originele doosjes te vinden.
Waarschijnlijk een lange doorlooptijd gehad!)

In het kort komt het op neer dat je aan de ene zijde een kartonnetje legt met linieerpatroon. Behalve deze kaartje kun je natuurlijk ook je eigen kaartjes ontwerpen met een afwijkende regelafstand en eventueel afwijkende schrijfhoek.


Het te gebruiken lijnenkaartje wordt goed belicht en is daardoor onder een hoek gespiegeld op een half-doorzichtig donkere perspex-plaat.

Phantom-line 100

De bedoeling is dat je door de donkere plaat kijkt naar je potloodpunt. Je zult dan de gereflecteerde lijnen zie EN je potloodpunt (die ook voldoende is belicht om zichtbaar te kunnen zijn door het donkere perspex). Je kun dan gemakkelijk zonder verloop schrijven tussen twee virtuele lijnen. Als je groter wilt schrijven kun je één of meerdere lijnen overslaan.

Kijken door het donkere scherm naar de virtuele lijnen en schrijven maar...!

Omdat ik nieuwsgierig was of er een afwijking ontstaat door de hoek waarin gespiegeld wordt heb ik een test gedaan. Daaruit bleek dat de afstand tussen de virtuele lijnen over de gehele lengte gelijk blijft, tenminste bij de grootte van dit apparaat.

Test naar de maatvastheid uitlijning.
Zowel links als rechts is het 13 resp. 22 mm hoog!

De uitlijning in de hoogte is links en rechts hetzelfde, je gaat dus niet groter of kleiner schrijven. Voor de uitlijning is de kalibratie van het apparaat belangrijk. De virtuele lijnen mogen niet "boven" of  "onder" het papier liggen, want dan verloopt het en kun je bovendien minder goed je potlood op de juiste plaats neerzetten.
Het een en ander is na te lezen in de handleiding hieronder. Deze handleiding bestaat uit een voor- en achterkant. Op de voorkant wordt het gebruik uitgelegd, op de achterzijde de kalibratie.

Handleiding gebruik Phantom-line 100
Kalibratie Phantom-line 100

De werking van het apparaat in ogenschouw genomen moet het mogelijk zijn een groter apparaat te bouwen om bijvoorbeeld foto's, andere tekeningen of zelfs (planten-) objecten over te kunnen trekken. Een kleine test met een Helleboris-bloem gaf me gelijk. Alleen de dikte van het voorwerp kan parten gaan spelen doordat de hogere punten niet meer op het vlak van het tekenpapier komt te liggen, maar er ergens boven zweeft (net als de lijnen bij het niet gekalibreerde apparaat). Toch loont het de moeite dit eens een keer uit te proberen met wat restmateriaal.

Lettersjablonen

Een andere mogelijkheid om zonder potloodlijnen teksten te schrijven is gebruik te maken van een lettersjabloon langs een liniaal. Een nadeel is dat je gebonden bent aan het lettertype van de sjabloon. Het doet dan erg stijf aan. Terwijl je met de Phantom een eigen (fantasie-)letter kunt toepassen.



Lettersjablonen die je langs een vastgezette liniaal laat schuiven. (Bron: wikivisually.com )

Zijn potloodstrepen geen bezwaar kun je als laatste voorbeeld een variabele lijnentreksjabloon gebruiken. Deze is, in tegenstelling tot de Phantom, nog overal verkrijgbaar. Het werkt perfect, je hoeft niet meer de afstanden te gaan afmeten en dan maar hopen dat de lijnen door de hoek van je potlood op de juiste afstand staat t.o.v. elkaar. Dit sjabloon trekt de potloodlijnen steeds op dezelfde manier.


Bijschrift toevoegen
 

Als je op internet zoekt met de term "lettering guide" kun je nog veel meer oplossingen vinden. Van eenvoudige sjablonen tot elektronische tekenapparaten in inkt.

donderdag 16 maart 2017

Lentebode: De Narcis

Lente is geen lente als je niet tenminste de sneeuwklokjes, krokussen en de narcissen kunt bewonderen. De eerste twee planten had ik al in 2009 getekend, maar aan de narcis was ik niet nog niet toegekomen. Bij deze is dit manco aangevuld.


Overzichtstekening Narcis

Habitus Narcis
Zo op het eerste gezicht lijkt de narcis een eenvoudige bloem. Maar ook hier bedriegt de schijn. Het lijkt simpel. Een paar rechte bladeren, een lange steel met, meestal, één enkele simpele bloem. Ik dacht snel klaar te zijn, maar ik heb toch nog een heel blad kunnen vullen met details. Details waar ik het bestaan niet van vermoedde. Dat maakt dit onderzoekswerk nou juist zo leuk. Je haalt ergens een bloemetje vandaan en probeer dan de werking van de verschillende onderdelen te doorgronden en het liefst nog in relatie te brengen met het een of ander insect. Want daar zijn bloemen voor, aantrekking van insecten die dan behulpzaam zijn bij de bevruchting van de plant.

De wilg van de vorige blog is dan niet zo'n goed voorbeeld, hoewel de mannelijke katjes druk bezocht werden door bijen. Wilgen zijn in principe windbloeiers en worden door de wind bestoven. Insecten spelen hier geen rol in. De reden waarom er zoveel bijen op de katjes zaten is mij nog niet bekend. Dat is weer een onderzoek op zich.

De narcis bestaat zoals gezegd, in dit geval, een enkele bloem. Achter de bloem zit een verdikking die uitloopt in een steel die eerst in een open en dan in een gesloten vlies doorloopt in de steel. Die aanhechting is een verdikt glad gedeelte in de stengel. Naar onderen toe is de stengel geribbeld en verkleurd van helder groen, via lichtgroen en geel naar nagenoeg wit. Het witte gedeelte zit, net als de bladeren, weer in een vliezig bruin vel dat dicht gesloten is met hier en daar scheuren. Alle bloemstengels en bladeren zitten in dezelfde bruine scheden. Uiteindelijk mondt dit uit in een bol die bestaat uit een aantal witte vlezige rokken met een dito bruin vel dat alles omsluit. Onderaan zitten een aantal wortels, die overal even dik zijn en wit.

De bloem

De bloem van de narcis bestaat uit een nauwe oranje-gele buis die iets breder wordt tot waar de zes kroonbladeren bevinden. Na deze kroonbladeren gaat de buis breder wordend verder. Soms als een klok, maar hier flesvormig. De uiterste rand van de fles is gerimpeld. Onder de bloem is een verdikking in de stengel als de bloem bevrucht is. In deze verdikking zitten de zaden. De stamper loopt vanuit het binnenste van deze verdikking helemaal naar de uiteinde van de bloem. De stamper wordt geflankeerd door zes meeldraden die gedeeltelijk vastzitten aan de wand van het binnenste van de bloem. Het uiteinde van de meeldraden staan los en dragen de helmknoppen.

Verschillende onderdelen van de narcisbloem, vanaf de buitenzijde.
De meeldraden

De stengels van de meeldraden zijn in het begin vergroeid met de wand van de bloemkelk. Als ze vrijkomen steken ze in de ruimte en buigen op gegeven moment om naar de helmknop. Ze zitten daar vast op ongeveer een derde van onderen. De helmknop zelf is geel en heeft in doorsnede een H-vorm, zij het dat de uitlopers van de H vlezig afgerond zijn. In doorsnede zijn er twee die diep ingesneden zijn en twee ondiep. In één diepe kant zit de stengel van de meeldraad vast.

Bloemdoorsnede met details meeldraden.
De stamper met vruchtbeginsel

De stamper is een lange stok die helemaal doorloopt tot in het vruchtbeginsel. De stempel loopt iets plooiend naar buiten toe en heeft allerlei kristalachtige staafjes aan de rand.

Stempel.
Vanaf deze staafje kun je iets naar binnen kijken en is de stamper waarschijnlijk over de gehele lengte hol. Maar dat is na een paar millimeter al niet meer te zien. De stamper is geel en loopt door tot in de groene stengelverdikking.
De stamper is in doorsnede dik halvemaanvormig.

Doorsnede stamper.
Deze stengelverdikking (vruchtbeginsel) is een stengelverdikking. Als je het dwars doorsnijdt dan zie je een driedeling. Drie compartimenten die door drie lamellen van elkaar gescheiden zijn. Erom heen zit een vlies dat overgaat in de groene schil (bast). Al die elementen zijn met elkaar vergroeid. De overgang vlies-schil is naadloos.

In ieder compartiment zitten drie zaden op dezelfde hoogte en zijn per drie gestapeld.
Als je de verdikking in de lengte doorsnijdt zie je die stapeling duidelijk: 12 hoog.
Je kunt nu berekenen hoeveel zaden er minstens in één verdikking zit:

3 compartimenten met 3 zaden en 12 hoog = 3 x 3 x 12 = 108 zaden.

Minstens omdat bovenin (het dichtst bij de bloem) nog een aantal zaden zitten. Ik weet niet in hoeverre dit doorgroeit.

Stamper met doorsnede vruchtbeginsel.
De zaden

De onrijpe zaadjes zijn witvlezig en iets plakkerig. Het zijn kommavormige kleine boontjes die met een kleine uitloper vast zitten aan de "stam". Ze hebben grote rechthoekige cellen die min of meer meelopen met de kromming van de boon en lijken aan het uiteinde (dat is de andere zijde van de uitloper) samen te komen in een nogal warrige celgrootte, tot vierkant/rondachtig toe.

In die stam zijn verschillende langslopende lijnen te zien die uiteindelijk in de steel van de stamper terecht komen.

Kommavormige zaadjes.
De bloemstengel

De bloemstengel is hol en in doorsnede vanuit het midden afgevlakt, zodat je een oogvormige doorsnede krijgt. De bast van de stengel is geribbeld met verhoogde vlakke lijntjes die via hol gebogen valkjes met elkaar verbonden zijn. De stengel bint in de bol nagenoeg wit en gaat via geel, lichtgroen over in donkerder heldergroen. Behalve op de knoop bij de bloem, die is glad (zonder de ribbels) en lichter van kleur.

Blad en bloemstengel in detail.
Het blad

De lengte van het blad is ongeveer gelijk aan de lengte van de bloemstengel. Het is een lange strook die in doorsnede gebogen is met een paar ribbels aan de onderzijde. Geen spoor van een nervatuur. Behalve de ribbels is er eigenlijk niets te zien aan het blad. Misschien is het nog vermeldingswaard te melden dat het uiteinde van het blad scherphoekig is afgerond en iets naar buiten (onderen) is afgebogen.

De bol

De getekende bol is eigenlijk een scheut van een grotere bol. Daarom is ze kommavormig, ze zat als het ware om de grote bol heen. Vanuit de bol komen alle bladen en bloemstengels. De bol zelf is vlezig wit in lamellen, als bij een ui.
Deze lamellen komen vanuit een centrale kern die gelig is. Aan de andere zijde van deze kern zitten de witte wortels. Die kunnen zeer lang zijn en met elkaar en die van de grote bol zijn vervlochten.
De gehele bol (behalve de wortels) zit in een bruin vlies die bladvormig om de bol gedrapeerd is en uitmondt in een bruin vlies dat nauwgesloten om de stengels en bladeren heen zit.

Een uivormige bol

woensdag 15 maart 2017

Wilgentak, vrouwtje

In mijn vorige blog ontdekte ik dat wilgen tweehuizig zijn, dat er dus mannelijke en vrouwelijke bomen bestaan. Met ieder een deel van het voortplantingsorgaan. (Waar heb ik dat meer gezien?)

Het heeft even geduurd, want nergens was een vrouwelijke wilgenboom te vinden. De wilgen in mijn omgeving bloeiden niet, of waren geknot. Uiteindelijk is het me gelukt bij Het Klaphek (tegen IJsselstein en Nieuwegein aan) een rijtje bomen te vinden die nog als schietwilg groeiden. Ook hier stond in een rijtje van zes wilgen slechts één vrouwtje. Maar goed, één is genoeg.

Van zowel de vrouwelijke als van een mannelijke boom heb ik een takje met katjes meegenomen. De katjes van de mannelijke wilg stond nu ook goed te bloeien, dat wil zeggen dat de gele helmknoppen massaal buiten het katje uitstaken en het hele katje geel kleurden. Ook het stuifmeel zelf was goed aanwezig. Een gelige aanslag vond je overal, op de takken, en ook op de vrouwelijke katjes.

Wat me wel opviel was dat de katjes goed bezocht werden door bijen. Voor het stuifmeel of is er ook nectar te vinden?

Ik heb in mijn vorige wilgentaktekening de nu bloeiende onderdelen van de mannelijke tak en de vrouwelijke onderdelen toe gevoegd. Ik zal eerst het totale overzicht afbeelden en dan verder de details per geslacht.

Het complete verhaal van de bloeiwijze van de wilg!
De vrouwelijke tak.

Het katje van de vrouwelijke wilg is groener van habitus doordat de groenig-gele stampers massaal naar buiten steken en langer zijn dan de witte beharing en de zwarte onderliggende blaadjes. De beharing is korter, waardoor er ook meer te zien is van de zwarte blaadjes in de achtergrond van het katje.

Het vrouwelijke katje.
De opbouw van het katje is als volgt: Vanuit de tak gezien wordt de tak iets breder door aanhechting van een knop. De knop is beschermd door een roodbruine schub.

Roodbruine schubben aan de vrouwelijke tak met katje.
In de knop begint het katje. Uit die knop groeit een steeltje dat weerszijden voorzien is van vijf groene blaadjes en op dit steeltje groet verder het katje uit. Deze vijf blaadjes zien er uitzonderlijk uit. Ze hebben namelijk langs de gehele rand kleine knobbeltjes die ten opzichte van elkaar losstaan.


Bladrandknobbeltjes op kelkblaadjes katjes.
Die knobbeltjes lijken niet naar buiten te steken, maar de bladrand is iets omgekruld waardoor je ze van buiten af niet goed ziet zitten. Het doel van deze knobbeltjes ontgaat me, misschien zijn ze iets kleverig of hebben nectar. Een poging om naast windbestuiving, bevruchting te krijgen door insecten???

De beharing op die kelkblaadjes zijn verschillend aan de binnen en buitenzijde. Aan de binnenzijde zijn er alleen witte haartjes aan de basis; aan de buitenzijde over het gehele blad. Het blad zelf heeft een brede hoofdnerf en een aantal smalle zijnerven die in elkaar overlopen. De nerven zijn iets lichter groen gekleurd dan het blad zelf (die overigens duidelijke bladmoesklontjes heeft).

De steel van de stamper begint smal, wordt snel breed en loopt daarna langzaam smaller uit naar de stempel. De stempel lijkt in de grond op een helmknop. Met dit verschil dat de stempel afbuigt en zich splitst in twee verschillende stempels. Per stempel is min of meer een tweedeling te bespeuren. In wezen bestaat zo'n stempel dus uit vier lamellen die twee aan twee aan elkaar vergroeid zijn.

Naast de steel van de stamper ontspringt op vrijwel dezelfde plek een tweede structuur. Het is een gebogen staafje met een smal uiteinde die wel wat weg heeft van een stempel. De echte stempel loopt breder uit, deze is even smal als het staafje.

Stamper met een loos (schijn-?) stampertje.
Het katje is een opeenstapeling van clusters van zwarte blaadjes met een stamper en een schijnstamper. Deze clusters zijn zo gestapeld dat het lijkt dat de stampers van basis tot eind verticale rijen vormen.

Cluster van stamper, schijnstamper en harig zwart blaadje.
Aanvulling op de mannelijke tak:

De blog van 7 maart j.l. liet een mannelijke tak zien met katjes. Die katjes waren nog niet rijp, daar de meeldraden er nog als groene knobbels in het katje verscholen zaten.

Van dezelfde locatie als de vrouwelijke kat hierboven is ook een mannelijke meegenomen. Deze katjes bloeiden nu volop en de stuifmeeldraden staken ver buiten het katje.


De randen van de vijf groene blaadjes aan het begin van het katje zijn bij de Klaphek-katjes niet voorzien van bolletjes, maar van een zoom witte haartjes. Kennelijk hebben de bolletjes een vrouwelijke functie, maar geen idee wat.

Dat meeldraad-uitgroei geeft de gelegenheid de tekening aan te vullen tot het complete verhaal. Dat is de vorm en kleur van de volgroeide meeldraad en de mogelijkheid het stuifmeel zelf te bekijken onder de microscoop.

De helmknoppen waren de vorige keer vormloze klonten...

Zo zagen de helmknoppen eruit in onrijpe toestand.
Zo zien ze eruit als ze rijp zijn.
Nu hebben de helmknoppen een duidelijke vorm en kun je zien waar het stuifmeel vandaan komt. De helmknop is evenals het stuifmeel helder geel. Het steeltje is minder geel tot groen doorzichtig (net als de vorige keer).

De helmknop bestaat in eerste instantie uit een viertal "worsten" die aan elkaar zijn gegroeid. Deze worsten scheiden zich later tussen worst 1 en 2 en tussen 3 en 4. Uit deze openingen komen de stuifmeelkorrels. De andere (binnen)kant blijft aan elkaar zitten. Het steeltje zit halverwege vast in een holte tussen worst 1 en 4.

Door de talrijkheid aan stuifmeel is het gemakkelijk stuifmeel verzamelen voor microscopisch onderzoek. Ik heb een permanent preparaat gemaakt op een objectglaasje met een dekglaasje. Die heb ik bekeken onder de microscoop onder een vergroting van 1000x. Een aantal korrels heb ik opgemeten in doorsnee en de hoogte van zo'n korrel. Er is grote variatie, afhankelijk van ontwikkeling denk ik, maar de grootsten zijn 0,023 - 0,025 mm lang en 0,015 - 0,02 mm in doorsnede.

Vorm en maat van een wilgenstuifmeelkorrel.
Wat het meest opvalt onder de microscoop zijn de twee knepen in het oppervlak. Ik dacht in eerste instantie dat de korrel al uit gedroogd waren, maar de korrels zijn vers. Deze kneepjes (drie in totaal) horen bij de vorm van de stuifmeelkorrel. Zie de foto.
Stuifmeelkorrel van de schietwilg (Bron: http://www.vcbio.science.ru.nl )