Bougainvillea glabra Choisy cv. Penelope in Hortus Botanicus, Leiden |
De plant groeit in verschillende takken omhoog en gaan dan via allerlei ondersteunde omgevingselementen als een slingerplant over het pad en hangt dan boven het water van het vijvertje. Overal liggen afgevallen "bloemen" met al dan niet verdroogde bloemen erin. Dat is voor mij prettig, dan kan ik de structuren van de bloem thuis beter bekijken onder de microscoop. Opvallend is dat de bloem na uitbloeien zichzelf de nek omdraait. Dat wil zeggen dat de buis vlak achter de witte bloemkroon tordeert. Soms gebeurt dit al terwijl de bloem nog moet bloeien. Het schijnt een genetische afwijking te zijn (door het kweken?).
Verwrongen bloembuis achter knop |
Citaat uit Wikipedia:
Bougainvillea is een geslacht uit de familie Nyctaginaceae. Soorten en kruisingen uit het geslacht worden toegepast als tuin- en kamerplant.
Er zijn circa 15 soorten, afkomstig uit de tropen en subtropen van Zuid-Amerika, vooral Brazilië. Ze zijn in de eerste helft van de 19de eeuw in Europa ingevoerd. Vooral in de landen rond de Middellandse Zee en in Afrika tieren ze welig.
Deze planten zijn heester- of kruidachtig, groenblijvend of bladverliezend, meest klimmend. In de vrije natuur worden ze tot 4 m hoog. Ze hebben bedoornde twijgen en onaanzienlijke bloempjes. De bloemen zijn omgeven door opvallend gekleurde, papierachtige schutbladeren die lang aan de plant blijven zitten.
Bougainvillea werd voor het eerst gevonden in de tweede helft van de 18e eeuw, tijdens een expeditie waarover de Franse zeevaarder Louis Antoine de Bougainville de leiding had.
De tekeningen
Overzichtstekening Bougainvillea glabra |
Bloemstructuur
Het eerste wat opvalt zijn de witte bladeren (bij de andere variëteiten in de kas via groenig naar rood tot purper). Deze zitten drie aan drie, met de onderkanten tegen elkaar aan gedrukt. Wat het bloemeffect nog eens extra verhoogd. De witte bladeren lijken de bloem, maar zijn dat niet. Het zijn omgevormde schutbladeren die op een kwart van het begin de echte bloem draagt. Zo'n setje van drie witte bladeren heeft dus drie bloemen.
Witte steunbladeren met bloemen |
De nerven in zo'n wit blad zijn licht groenig en zijn meestal gevorkt naar de bladrand toe. Tussen deze nerven zitten kleinere niet-gevorkte nerven.
Op de hoofdnerf zit op een kwart van het steunbladbegin een groene bloembuis met aan de top een witte bloem. De doorsnede van de bloembuis is vijfhoekig.
Snij je zo'n bloembuis overlangs doormidden dan zie je de geslachtsonderdelen zitten: de stamper en de meeldraden. De stamper is kleiner dan de meeldraden.
Doorsnede bloembuis |
De meeldraden en de stamper zitten in de bodem aan elkaar, maar toch van elkaar gescheiden. De meeldraden zitten namelijk als een verhoogde kring om de losstaande stamper heen. Waar de kring ophoudt hebben de meeldraden een knobbel die aan het uiteinde wit (kleurloos) is. De functie is daarvan is niet duidelijk, maar misschien dient het om de nectar tegen te houden.
Kring van meeldraden en middenin de stamper
|
De bloemkroon
De bloemkroon is echt wit, dus niet wit van de luchtbellen. Ze bestaat uit een vijfpuntige ster met daartussen vergroeid vijf bloembladen. Die bloembladen zijn iets uitgegroeid, waardoor ze niet meer vlak tussen de ster passen. De punten van de ster zijn voorzien van een witte beharing. In het midden zit een vijfhoekig gat waarmee de bloemkroon vast zit aan de bloembuis. Deze overgang is eveneens groen. In het gat kijk je tegen de bovenkanten aan van de vijf meeldraden.
De bloemkroon |
De stamper
De stamper is geheel groen, op de transparant witte stempel na. De vorm van de stamper begint dun, wordt aan één zijde snel dikker en loopt dan taps toe dun gebogen uit. De buitenzijde van de bocht draagt de stempel. Die stempel bestaat uit transparante (witte) gestapelde bolletjes, vaak ook half naast elkaar zodat het op een mini boompje lijkt. De bolletjes zijn rond (bovenin) of druppelvormig (onderin).
De stamper in aanzicht en doorsnede |
In het verdikte gedeelte zit de aanleg voor één zaadje. Dit zaadje is in onrijpe toestand wit en glazig, evenals de voet waarop het groeit.
De meeldraad
De vijf meeldraden zijn lichtgroen. De helmknop geel. Ze zijn ongeveer twee keer zo lang als de stamper. In onrijpe toestand zijn de helmknoppen gesloten en zitten als twee schelpen ruggelings tegen elkaar, waardoor het geheel lijkt te bestaan uit vier afgeronde staafjes. Als de helmknop rijp wordt, barst deze open en krult dan helemaal open tot ze niet meer verder kunnen en zijn het binnenste buiten gekeerde afgeronde plaatjes geworden. Wat eerst buiten zat, zit nu binnen en omgekeerd.
Helmknoppen in verschillende rijpheid stadia en stuifmeel |
Het stuifmeel is geel. Ze zijn rond met drie groeven of hebben de vorm van een broodje. Deze zijn ellipsvormig met een platte bodem, de andere zijde is voorzien van twee lengtegroeven.
De doorsnede van de ronde is ongeveer 0,03 mm. De oppervlaktestructuur is voorzien van hoekige veldjes met muurtjes eromheen.
Stuifmeelkorrel van Bourgainvillea (Bron: http://www.sciencedirect.com/ ) No. 1 is rond en No. 4 is het "broodje" |
Het blad
Het blad is groen en heeft zichtbare nerven. De nerven zijn aan de bovenzijde iets verdiept, maar aan de onderzijde zijn ze veel meer aanwezig en steken ze uit. De hoofdnerf meer dan da zijnerven.
Het blad en haar nervenverloop en -structuur |
Op en soms om de nerven steken haartjes uit. Dit zijn voornamelijk gestapelde cellen.
Op de hoofdnerf en soms ook op de zijnerven zijn ze rood verkleurd, maar er zijn ook kleurloze. Die zitten vooral op het bladoppervlak (voornamelijk bij de nerven).
De cellen van de nerven zijn langgerekte cellen.
Beharing op de nerven |