zondag 19 februari 2017

Bulbophyllum pulchellum fLL, een orchidee uit Indonesië.

Ik heb het mezelf in de Hortus van Leiden weer eens niet gemakkelijk gemaakt. Veel details en van een grootte waarbij je potloodpunt toch wel erg grof afsteekt, zelfs de 0,5 mm stift. Maar daar staat tegenover dat de bloem, of liever het samenstel der bloemen, van oogverblindende schoonheid is.

Een fraaie orchidee: Bulbophyllum pulchellum uit Indonesië
Want het zijn een zevental bloemen die in hetzelfde vlak van een halve cirkel staan gedrapeerd. Deze halve cirkel staat via korte stengeltjes haaks op de tengere hoofdstengel.

De bloemen zijn van een dermate verfijnde snit, dat het haast adembenemend is. Er is niets grof aan, ieder onderdeel is perfect in balans met de rest van de bloem.
Orchideeën zijn wel vaker mooi, maar over het algemeen vrij vlezig. Deze bloemen dus niet.

Wel de bladeren en dat is dan weer jammer, hoewel het bij deze soort meevalt. De vlezige bladeren komen uit een soort knol. Al die knollen zijn onderling met elkaar verbonden door vliezige uitlopers. Uit de schubben van de knol komen tussen de vliezen vandaan deze uitlopers (vooral onderin) en de stengels (vooral halverwege de knol).

Dit soort orchideeën zijn epifyten en hangen ergens aan de stam van een boom. Ze wortelen niet. Als het regent stroomt het water snel weg langs de takken en stam van de boom de grond in. Dus het is zaak voor de orchidee dit vocht zo snel mogelijk vast te leggen om het later ook te kunnen gebruiken als waterbron en de daarin opgeloste voedingsstoffen. Het opzuigen lijkt een beetje op de strategie van een cactus. De knol zal als een soort spons werken. Helaas kan ik er niet één doorsnijden om te zien hoe zo'n knol is opgebouwd. Waarschijnlijk is het vezelig met holle ruimten daartussen. Als het water opdroogt wordt de knol hoekig, maar als ze vol zuigt wordt het ronder. Ik kon geen systeem vinden in het aantal "ribben" van de knol, dus ik denk dat dat toevallig is. Sommige hebben slechts twee ribben en zijn dus min of meer plat en anderen hebben er drie, vier, etcetera. en worden ze driehoekig of vierkant. De knol wordt beschermd door een houtig vlies, evenals de wortels en uitlopers.

Het tekenen van een dergelijke verfijnde structuur in het veld valt niet mee. Je hebt geen goed licht en geen tafel waar je je schetsblok op kunt leggen. Je zit op een gammel vouwstoeltje, waarvan blijkt dat de randen na een paar uur afgedrukt staan in je billen. Als je daarna nog omhoog kunt komen, kun je af en toe staand een detailschets maken. Je moet er echt wat voor over hebben om te kunnen genieten van zoveel schoonheid. Schoonheid waar jezelf meestal niet aan kunt komen omdat het vaak gaat om rode lijstsoorten in een Hortus. Dus volhouden en blijven proberen het een en ander op papier te krijgen.

Overzicht schets Bulbophyllum pulchellum
Een ander nadeel van de Hortus is, is dat je de bloemen niet mee kunt nemen om ze thuis onder de binoculair en microscoop verder te ontleden. Dus je moet het hebben van wat je kunt zien. Om enigszins aan dit euvel tegemoet te komen heb ik naar een bestaande tekening gezocht op internet.

Een litho uitgegeven door L. Reeve & Co., London
(M.S. del. J.N. Fith, lith. - Imp. Vincent Brooks, Day & Son, Ltd.)
(bron: http://www.plantillustrations.org )
De onderdeelschetsen uit deze litho heb ik overgenomen in mijn tekening en zijn daar aangeduid met een sterretje in een cirkel (1 t/m 5 uit de figuur van Reeve).

Het blad is zoals boven gezegd vlezig. Ze eindigt in een omgebogen punt, waardoor het blad soms tweeslippig lijkt. De nerven zijn net te onderscheiden door verschil in kleur. Ze zijn iets donkerdergroen en gladder dan de rest van het blad. Naar de steel toe krult het zich om tot een buisje die overgaat in de knol. Die knol is eveneens vlezig en harder groen van kleur. Om de knol zit gedeeltelijk een lichtbruin vlies met donkerbruine goed van elkaar gescheiden lijnen. De luchtwortels zijn wit en droog. De uitlopers zijn groen, als de bol, maar geheel bedekt met hetzelfde vlies. Zo'n uitloper zigzagt wat en op de scharnierpunten zaten waarschijnlijk (pogingen tot) bladvormingen.

Het blad vergaand in een knol. Links enkele knolvormen.

De bloemstengel is bordeaux-rood met aan het begin een paar enkele scherpe dicht tegen de stengel aanliggende groene blaadjes. Bij de aanhechting van zo'n blaadje is de stengel iets trapeziumvormig verbreedt. De stengel is stijf en zeer dun.


Bloemhoofd. Twee pogingen om deze te tekenen.
De stengel eindigt in een bloemhoofd van (in mijn geval?) zeven aparte bloemetjes die in een halve cirkel gedrapeerd zijn in hetzelfde vlak. Hoewel de bloemlengte zo'n 2,5 centimeter zijn, doet het zeer delicaat aan. Dat komt door het gele begin van de bloem.
Dat gele begin is een soort hoedje van drie slipjes die getordeerd zijn tot smalle streepjes en ook eindigen in smalle bordeaux-rode kronkelige draadjes. Uit dit kelkje komt het vierde kroonblaadje die aan het begin eveneens getordeerd is. Het lijkt wel of dit blad door het gat is gehaald en naar voren geduwd.
In het gat is plaats voor de landingsplaats voor de insecten. Daarboven zit op het kelkje een plek waar de stuifmeelklonten zitten

De bloemkroon eindigt in een twee puntjes. In de Reeve-afbeelding lijken deze puntjes het begin te zijn van een scheuring. Daar was bij de Hortus-exemplaar niets van te zien. De puntjes waren of in tweeën heel klein of gesloten in één punt.


De bloem met getordeerd begin (met gat)
Die landingsplaats heeft trouwens een eigenaardigheid. Als de bloem rijp is en stuifmeelklonten heeft wordt dit onderdeel zeer wiebelig. Net of het los zit. Iedere beweging van de plant (wind?) resulteert in een trilling van dit onderdeel. Expres om insecten te lokken?? Boven deze landingsplaats zit een stuifmeelklont. Waar deze klont uiteindelijk weer terecht moet komen voor de bevruchting is niet duidelijk. Waarschijnlijk op dezelfde plaats in een andere bloem.

Een beetje wiebelig...
Ik kwam Arend Wakker tegen van Open Oog Producties en samen hebben we de proef gedaan om met behulp van een sprietje de stuifmeelklontjes te bevrijden en over te brengen op een andere bloem. Helaas werkte het niet.

Vlieg met stuifmeelklontjes van orchidee (bron: http://www.phpld.net/ )
De bedoeling is dat de klontjes zich met hun lijm hechten aan het sprietje (= insect) en dat deze dan op een volgende bloem weer afgewreven wordt op het stempelkussen. Hierboven in de foto is dat gebeurd met een vlieg die kennelijk al verschillende bloemen heeft bezocht, want meestal gaat het om twee knotsjes.

Arend Wakker (bron: Open Oog Producties)
Arend Wakker ken ik van een cursus plantenevolutie die hij bij tijd en wijle in de Hortus van Leiden of Amsterdam houdt. Hij was nu bij mij in de kas, omdat hij een cursus plantengeografie aan het voorbereiden was van planten op de verschillende Indonesische eilanden. Hoe komen ze daar en waarom zijn ze daar?
Mocht u ook geïnteresseerd zijn in deze cursus of andere onderwerpen: hier is zijn emailadres: http://www.openoogprodukties.com/

Over plantenevolutie gesproken. Ook dit insectenonderwerp is een interessant gedeelte van de evolutie in planten. Bloemplanten zijn ontstaan bij de gratie van de aanwezigheid van insecten. Orchideeën hadden al vroeg de specifieke aanpassing om hun stuifmeel verspreidt te krijgen door insecten, lees maar:

Een bij met stuifmeelklonten van een orchideeënsoort. (bron: www.orchideerotterdam.nl )
"CITAAT: Het fossiel van de foto hierboven blijkt zo'n 15 tot 20 miljoen jaar oud. Blijkbaar haalden bijen toen ook al stuifmeel uit de bloemen. Bovendien moet het beestje met zijn hele lichaam in de bloemkelk zijn gekropen om aan het stuifmeel te komen. Anders hadden de korrels wel op zijn kop gezeten en niet op zijn rug, redeneren Gravendeel en haar collega's in het tijdschrift Nature. De vondst maakt duidelijk wat de globale vorm van de bloem moet zijn geweest. Maar van de korrels is ook af te lezen waar de plant in de stamboom past. Ingewikkelde stamboomberekeningen laten zien dat de oer-orchidee flink wat ouder is dan sommige wetenschappers dachten. De soort zou uit het late Krijt stammen, zo'n 76 tot 84 miljoen jaar geleden."

Het complete verslag staat in Nature: Ramirez, S.R., B. Gravendeel, R.B. Singer, C.R. Marshall & N. E. Pierce. 2007. Dating the origin of the Orchidaceae from a fossil orchid with its pollinator. Nature 448: 1042-1045.
Of is te lezen in een Nederlandse bewerking: www.orchideerotterdam.nl

Als de bloemtros van Bulbophyllum pulchellum nog niet uit is gekomen, hangen ze als een epaulet aan het steeltje. Geen gouden epaulet, maar met minuscule kleine bordeaux-rode vlekjes.

"Epauletten"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten