Bembidion litorale ( bron: http://carabidae.org/taxa/ ) |
Synoniemen:
Bembidion caeruleum Krynicki, 1832
Bembidion elegans Germar, 1824
Bembidion elegans Germar, 1824
Elaphrus paludosum Panzer, 1794
De bovenstaande synoniemen kunnen veroorzaakt zijn door onbekendheid met de publicatie, foutieve determinatie, eigen inzicht al dan niet gepaard gaand met eerzucht of de onderzoeker is gewoon eigenwijs. Gelukkig is er een instantie die vaststelt of de naam geldig is, of deze corrigeert.
Standaarden voor namen van organismen (in dit geval dieren)
Het is handig een naam te hebben voor iets, zodat er gemakkelijker over gesproken en geschreven kan worden. Iedereen weet dan over welk dier het gaat. Als je dan ook nog een naam kunt geven die boven de alledaagse talen gaat ontstaat er geen verwarring. Gekozen is voor een dode taal, het Latijn. Dit probleem werd opgelost in 1753 door Carl Linnaeus, een practisch ingestelde Zweedse bioloog.
Linnaeus gaf ieder organisme een naam die uit twee gedeelten bestaat: een geslachtsnaam (genus) en enn soortnaam (species), bijvoorbeeld Homo sapiens voor de moderne mens. Deze methode werd door alle geleerden overgenomen en wordt heden ten dage nog steeds toegepast.
Linnaeus’ systeem is nu onderworpen aan een set regels die door de International Commission on Zoological Nomenclature zijn opgesteld. De regel bevestigt dat dezelfde wetenschappelijke naam over de hele wereld gebruikt kan worden voor hetzelfde dier. Dat betekent dat de wetenschappers over de hele wereld contact met elkaar moeten hebben als ze iets communiceren over dit dier.
Nieuwe soorten worden beschreven op een speciale manier: in een wetenschappelijk artikel met een beschrijving en een illustratie.‘Type’-soorten zijn die exemplaren die als model stonden in dat artikel; deze kenmerken zijn de sleutel voor een andere wetenscahpper voor die specifieke soort.
De wetenschappelijke namen kunnen een verschillende oorsprong hebben. Ze kunnen beschrijvend zijn: b.v. Elephas maximus voor de Aziatische olifant; of beschrijft waar het dier vandaan komt (gevonden is), b.v. Alces americanus voor de Eland; of het eren een significant persoon: b.v. de fossiele plesiosaurus Attenborosaurus conybeari, vernoemd naar de bekende T.V.-presentator/naturalist David Attenborough.
Problemen kunnen opgelost worden, b.v. als één soort vaker is beschreven, is het gebruikelijk de eerste naam als geldig te beschouwen en de tweede en volgenden te verwerpen en de volgenden worden hernoemd met een wel geldige naam.
Het is handig een naam te hebben voor iets, zodat er gemakkelijker over gesproken en geschreven kan worden. Iedereen weet dan over welk dier het gaat. Als je dan ook nog een naam kunt geven die boven de alledaagse talen gaat ontstaat er geen verwarring. Gekozen is voor een dode taal, het Latijn. Dit probleem werd opgelost in 1753 door Carl Linnaeus, een practisch ingestelde Zweedse bioloog.
Linnaeus gaf ieder organisme een naam die uit twee gedeelten bestaat: een geslachtsnaam (genus) en enn soortnaam (species), bijvoorbeeld Homo sapiens voor de moderne mens. Deze methode werd door alle geleerden overgenomen en wordt heden ten dage nog steeds toegepast.
Linnaeus’ systeem is nu onderworpen aan een set regels die door de International Commission on Zoological Nomenclature zijn opgesteld. De regel bevestigt dat dezelfde wetenschappelijke naam over de hele wereld gebruikt kan worden voor hetzelfde dier. Dat betekent dat de wetenschappers over de hele wereld contact met elkaar moeten hebben als ze iets communiceren over dit dier.
Nieuwe soorten worden beschreven op een speciale manier: in een wetenschappelijk artikel met een beschrijving en een illustratie.‘Type’-soorten zijn die exemplaren die als model stonden in dat artikel; deze kenmerken zijn de sleutel voor een andere wetenscahpper voor die specifieke soort.
De wetenschappelijke namen kunnen een verschillende oorsprong hebben. Ze kunnen beschrijvend zijn: b.v. Elephas maximus voor de Aziatische olifant; of beschrijft waar het dier vandaan komt (gevonden is), b.v. Alces americanus voor de Eland; of het eren een significant persoon: b.v. de fossiele plesiosaurus Attenborosaurus conybeari, vernoemd naar de bekende T.V.-presentator/naturalist David Attenborough.
Problemen kunnen opgelost worden, b.v. als één soort vaker is beschreven, is het gebruikelijk de eerste naam als geldig te beschouwen en de tweede en volgenden te verwerpen en de volgenden worden hernoemd met een wel geldige naam.
De taxonomie (plaats in het systeem) van een organisme kan in de loop der tijden wijzigen. Steeds staat er weer een onderzoeker op die, met steekhoudende argumenten, de soort in een ander genus (geslacht) plaatst of zelfs in een andere familie.
Nu de DNA-decoding opgang maakt zullen er nog wel meer, drastische, verschuivingen plaats vinden. Families, geslachten en soms zelfs soorten blijken toch niet aan elkaar verwant te zijn, of wel, en moeten dan opnieuw ingedeeld worden. Dus wie weet hoe het dier over tien jaar genoemd wordt.
Overigens is het laatste woord ook nog niet over DNA-decoding gezegd, want er zijn verschillende systemen in omloop, elk met hun eigen uitkomsten. Hetzelfde geldt ook hier weer als bij de synoniemen door vergelijkende determinaties van organismen. Het karakter en kunnen van de onderzoeker speelt een, helaas te grote, rol.
Voorlopig heet de door mij getekende soort Bembidion litorale.
De tekening hierboven is een lijntekening in inkt op A3-formaat. Een volgende stap in het tekenwerk is ook de onderzijde af te beelden, dan zie je waar de poten heen gaan. Ook wordt de structuur van de kop met haar kaken en voelsprieten dan duidelijker.
Verder kan er reliëf worden aangegeven op het lijf door middel van schaduwen of kleur. Dit kan met behulp van inktstippeling of het dier vol in te kleuren met (grijs-)potlood, kleurpotlood, plakkaatverf en /of aquarel. Genoeg keuzes.
Deze tekening laat ik zoals het is, maar kan wel dienen als sjabloon voor verdere tekeningen: direct of indirect.
De directe methode: overtrekken met behulp van doorschijnen op een lichtbak.
De indirecte methode: overtrekken op transparant papier en zo overbrengen op gewoon stevig papier.
Bij de eerste methode moet je steeds het origineel gebruiken. Dat kan schade opleveren aan het papier of de tekening (of schildering).
Bij de indirecte methode maak je éénmalig een overtrek, die je keer op keer kunt gebruiken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten