woensdag 2 november 2016

De natuur stilzetten op papier


De titel van dit bericht is tevens de titel van een hoofdstuk geschreven door Hansjorg Ahrens in het Tijdschrift voor Mediageschiedenis , Volume 12 - Issue 2 p. 233- 274   en heeft als ondertitel:
"Wetenschappelijk illustratoren van Naturalis leggen de Dierenwereld vast".

Het artikel is hier te downloaden: beeldengeluid.nl

Het geeft in grote lijnen de geschiedenis van het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis te Leiden weer en wel specifiek op gebied van de wetenschappelijke illustratie, in dit geval voornamelijk natuurhistorisch. De eerste fulltime illustrator die in 1918 in dienst kwam van het museum was Marinus Adrianus Koekkoek (1873-1944). In 1938 ging hij met pensioen.
Koekkoek is voornamelijk bekend vanwege zijn schoolplaten, die sinds 1914 in de klassen hingen. Dus nog voor zijn aantreden in het museum.
Het werk van M.A. Koekkoek heeft mede daardoor bijgedragen aan  het Biologisch Reveil, de beweging die aan het begin van de vorige eeuw belangstelling wilde wekken voor de natuur. Andere bekende namen van mensen die hierbij betrokken waren, zijn die van  Eli Heimans en Jac. P. Thijsse.

Marinus Adrianus Koekkoek  (bron: naturalis)
Schoolplaat van Koekkoek - Naardermeer (bron: comeniusmuseum)

Eén van de grondleggers van het wetenschappelijk tekenen en wel de meest invloedrijke op het vervolg van de wetenschappelijke illustraties in binnenland, maar ook in buitenland, was Hermann Schlegel, aanvankelijk conservator en sinds 1848 na overlijden van de eerste ( Coenraad Jacob Temminck ) de tweede directeur van het museum.

Hermann Schlegel (bron: naturalis)
Schlegel zag het belang van illustreren nog meer in dan Temminck, maar was niet tevreden over de geleverde kwaliteit. Zo ontbrak er een gestructureerde opbouw in opzet en techniek. Hij vond dat tekeningen voor de overdracht van wetenschappelijke kennis een even belangrijke rol vervullen als tekst. Slechte tekeningen konden de communicatieve waarde van de tekst ondermijnen.
De wisselende kwaliteit werd veroorzaakt doordat er nauwelijks vastgelegde methoden en technieken bestonden voor het maken van natuurhistorische tekeningen.

Om dit te verbeteren loofde het Tweede Teylers Genootschap in 1846 een prijsvraag uit onder Nederlandse onderzoekers. Schlegel greep zijn kans en stuurde een uitgebreid essay in met de titel "Verhandeling over de vereischten van natuurkundige afbeeldingen" met als ondertitel: "Bevattende een antwoord op de vraag: welke vereischten eene natuurkundige teekening moet hebben, om zowel den natuurkundige, als den kunstkenner te voldoen".

Het essay is, na lang zoeken,  te lezen op: babel.hathitrust.org

Het essay van Schlegel, met daarop de gewonnen medaille
Die gouden medaille overigens was gemakkelijk verdiend. Er was maar één inzender en de prijs was verder een uitgave van het essay ( slechts 25 exemplaren! ).
Het is nooit vertaald, terwijl de hele wereld zat te wachten op zo'n richtlijn. De richtlijnen zijn naderhand wel (mondeling?) verspreid door leerlingen van Schlegel.

Het belangrijkste voor ons, wetenschappelijke tekenaars, zijn de tien geboden van Schlegel. Hierin beschrijft hij hoe een tekening tot stand hoort te komen en wat de vereisten zijn om een zo goed mogelijke communicatie tot stand te kunnen brengen tussen de wetenschapper en de lezer (of dat nu een wetenschapper is of een amateur).

Tien richtlijnen voor het maken van een wetenschappelijke illustratie
(volgens Schlegel)
bron: natuurdatabase.nl naturalis


Om een tekening te maken die een betrouwbare afspiegeling is van de werkelijkheid en die voor iedere beschouwer is te begrijpen, dient de tekenaar te werken volgens onderstaande eisen:
De 10 geboden van Schlegel

  1. Het voorwerp moet zo nauwkeurig en natuurgetrouw mogelijk weergegeven worden.
  2. De omtrekken van de tekening moeten duidelijk zijn.
  3. De details van het voorwerp moeten uitvoerig behandeld worden.
  4. Het voorwerp moet afgebeeld worden aan de zijde die de minst mogelijke verkortingen geeft.  Dat betekent meestal in streng profiel afbeelden.
  5. Individuele afwijkingen en onregelmatigheden van het voorwerp moeten niet afgebeeld worden als het om de weergave van de kenmerken van de soort gaat.
  6. De positie van de voorwerpen moet eenvoudig en natuurgetrouw zijn, n.l. vogels zittend, zoogdieren staand, vissen met gespreide vinnen en insecten met gespreide vleugels.
  7. De lichtval moet zo natuurlijk mogelijk zijn, liefst van de zijde invallend en zonder donkere schaduwen.
  8. De wetenschapper die tekeningen laat maken, moet op de hoogte zijn van in de kunst gebruikte technieken en reproductiemethoden.
  9. De kunstenaar die wetenschappelijke illustraties maakt, moet op de hoogte zijn van de eigenschappen, houdingen en wetenschappelijke kenmerken van de voorwerpen die afgebeeld moeten worden.
  10. Wetenschappelijke illustraties dienen onder leiding van een wetenschapper te worden vervaardigd.
Uit: Verhandeling over de vereischten van natuurkundige afbeeldingen, Hermann Schlegel, 1849, Erven F. Bohn
Tauraco macrorhynchus, Yellow-billed Turaco door H. Schlegel (bron: oiseaux.net )
 


 

 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten