In tegenstelling tot de tekensessie in de Hortus van Leiden vond deze binnenshuis plaats. Lekker rustig met z'n allen rond de tafel en ieder deed zijn ding. Af en toe werd er gebabbeld, maar ook tijden was het stil en werkte ieder geconcentreerd.
Daar ik nog niet de opzet kende ben ik zonder voornemen gegaan. Er van uitgaande dat er altijd wel ergens een plantje te vinden is om na te tekenen.
Dat werd een stukje struik uit de tuin met mooie grote gele bloemen: een Abutilon.
Nooit van gehoord, of eerder gezien. Maar dat is niet verwonderlijk. Ik heb me eerder weinig met planten bezig gehouden.
Abutilon hybrida LUCKY LANTERN (bron: http://planthaven.com ) |
Nu kun je twee dingen doen. Ten eerste: je tekent of schildert de habitus van de plant en laat de minuscule details zitten die je toch niet op die schaal kunt afbeelden (er vanuit gaande dat je 1 op 1, dus ware grootte tekent).
Ten tweede: Je kunt de plant in haar geheel strippen en zoveel mogelijk details qua opbouw van de plant en de structuur van organen in het bijzonder blootleggen. Daar ik weinig van planten weet leek actie twee mij het meest aantrekkelijk.
Daarmee heb ik een vel in mijn "artist journal pages" gevuld, als nummer 13..
Dit vel (het is ongeveer 22 x 23 cm groot) zie je hieronder afgebeeld:
Abutilon overzichtstekening |
Ik ben begonnen met het blad zo precies mogelijk na te tekenen (eerste kwadrant):
Bladvorm en bladdetails |
In dit eerste kwadrant is het blad (in mijn tekenblok, niet op het scherm) op ware grootte getekend, gemeten met een tweepuntige passer. De afstand tussen de twee ingestelde passerpunten is uitgezet op een liniaal. Deze methode heb ik steeds toegepast als er iets aan de plant te meten viel.
De bladrand is bestudeerd en is vergroot in kleine schetsjes naast het blad weergegeven.
Ook de aanhechting van de bladsteel aan het blad, evenals de hoek waarmee dat gebeurt. Verder is de soepelheid van het blad (de meest linkse tekening) geschetst.
De groene kleuren zijn in het bladoppervlak aangegeven. De bovenzijde blijkt blauwergroen te zijn dan de onderzijde, die meer gelergroen is. Op mijn computerscherm komt dat aardig naar voren.
De bladsteel is aan de bovenzijde roodbruin tot bordeaux-rood, met dito kleur aan de onderzijde, maar dan met heel wazige en kleine verspreide streepjes.
De bladsteel is aan de bovenzijde roodbruin tot bordeaux-rood, met dito kleur aan de onderzijde, maar dan met heel wazige en kleine verspreide streepjes.
Waarschijnlijk een gevolg van de zon, want ook de bovenzijde van de bloemknoppen hebben die kleur.
Ook is aangegeven wat voor soort beharing waar zit. Op het bladoppervlak zijn er kleine sterretjes van transparant witte haartjes te zien, maar op de nerfonderzijde en de steel wollig wit, maar wel zeer kort.
Ook is aangegeven wat voor soort beharing waar zit. Op het bladoppervlak zijn er kleine sterretjes van transparant witte haartjes te zien, maar op de nerfonderzijde en de steel wollig wit, maar wel zeer kort.
Na het blad heb ik mij gewaagd aan de bloem (rechts, kwadrant 2 en 3). Eerst de totale bloem en naar onderen toe steeds meer in detail, tot aan stuifmeel toe.
De bloembladen zijn niet te vlakken, ze blijven schotelvormig.
Om het beter te kunnen zien , volgen hieronder de vergrotingen van die kwadranten (2 en 3).
Een interessant onderdeel van de plant zijn de stuifmeelkorrels. Deze zijn ongeveer een 1/20 millimeter in doorsnede, maar met een loep goed te zien. Je kunt zelfs in tegenlicht de puntjes waarnemen. Zie de SEM-foto's en mijn microscoopfoto
Als je op internet een foto zoekt van deze pollen dan vind je o.a. deze:
Abutilon stuifmeelkorrel met tuberkels op bolvormige eilandjes, die weer op een bult staan. Steve Gschmeissner (bron) |
De SEM-foto hierboven is ingekleurd met zogenaamde "valse kleuren". SEM-foto zijn altijd namelijk altijd in zwart-wit. Voor de duidelijkheid worden er soms voor publicaties of tentoonstellingen kleuren aan toegevoegd. Hierboven is gekozen voor blauw met gele punten, maar voor hetzelfde geld kiezen ze voor geel met paarse puntjes als onder is afgebeeld.
Dat kleuren brengt wel een gevaar met zich mee: zeer suggestief.
Men kan in de veronderstelling leven dat ze inderdaad zo gekleurd zijn, of dat er kleurvarianten bestaan.
Het is dezelfde opname als boven, alleen anders gekleurd. |
Echte SEM-foto's zijn zoals gezegd zwart-wit opnamen. Meestal staat er in het beeld de metadata met vermelding van procedure (hoeveel Volt) en bij welke vergroting.
Ongekleurde SEM-foto (bron: www.researchgate.net ) |
Deze SEM-foto laat een 550 x vergrote stuifmeelkorrel zien bij 5000 Volt.
Met schaalaanduiding! Daarmee kan ik mijn grootteschatting controleren.
Het streepje onderin is 20 micrometer, dan gaan er 7,3 x 20 mu = 146 mu = 0,146 mm in het bolletje.
Het streepje onderin is 20 micrometer, dan gaan er 7,3 x 20 mu = 146 mu = 0,146 mm in het bolletje.
Mijn schatting in de tekening was een rekenfout: In de tekening gaf ik voor de doorsnede van een stuifmeel 0,5 mm aan. Dat leek me al vrij groot, maar ik bestede er verder geen aandacht aan. Maar het blijkt een onterechte verschuiving van de komma.
Om dat te corrigeren heb ik onder de binoculair een meting gedaan. In het oculair daarvan zit een micrometer. De uitkomst van de oculairmicrometer was 5 streepjes.
Eén streepje bij een 45x vergroting is 0,011 mm, dus 5 streepjes is 5 x 0,011 mm = 0,055 mm, afgerond 0,06 mm.
Minder dan de helft van de SEM-foto.
Minder dan de helft van de SEM-foto.
Dat verbaasde mij en daarom heb ik de meting gecontroleerd onder de microscoop.
Ook daarin is een oculairmicrometer aanwezig.
Het resultaat hiervan is bij een 1000-voudige vergroting 60 streepjes;
1 streepje is daar: 0,001 mm; dus 60 x 0,001 = 0,06 mm.
Ook daarin is een oculairmicrometer aanwezig.
Het resultaat hiervan is bij een 1000-voudige vergroting 60 streepjes;
1 streepje is daar: 0,001 mm; dus 60 x 0,001 = 0,06 mm.
Dat komt aardig overeen met mijn binoc-schatting van 0,055 mm.
Waarom dat dubbele verschil met de SEM-foto?
Ik kwam op het volgende: De SEM-foto is niet van een Abutilon-stuifmeelkorrel, maar van een Hibiscus mutabilis.
Ik kwam op het volgende: De SEM-foto is niet van een Abutilon-stuifmeelkorrel, maar van een Hibiscus mutabilis.
Na verder zoeken heb ik wel een foto gevonden van een Abutilon, uit dezelfde bron, ook met een schaal. Bij een vergroting van 1600x.
Abutilon indicum |
Hier is de maat 10 mu en die gaat zes keer in de doorsnede van de opname:
6 x 10 mu = 60 mu = 0,06 mm.
Dat klopt beter!
Overigens zijn er ook grotere en kleinere stuifmeelkorrels. Dat kun je ook zien op mijn microscoop-foto beneden!
Het geslacht Hibiscus (of deze soort: Hibiscus mutabilis) heeft kennelijk twee keer zo grote stuifmeelkorrels. Zo leer je door een fout nog eens wat!
Toch zijn de foto's eigenaardig. Volgens de metadata in de foto's heb je een 3x zo grote vergroting nodig ( 1600 x tegen 550 x ) om een 2x zo kleine korrel op gelijke grootte af te beelden. De schaal is 20 mu tegen 10 mu. Hoe zit dat?
Maar goed, die bolvormige eilandjes zie je niet met een 10x vergrotende loep, maar je ziet wel de staafjes uitsteken.
Een uitdaging is natuurlijk om eenzelfde beeld als in de SEM-foto's te kunnen zien met behulp van een gewone lichtmicroscoop.
Bij een vergroting van 40 x is dit al te zien.
De foto hieronder laat het zien bij 1000x vergroting in fase.
De foto is verder onbewerkt.
Als de korrel vers is, dan is ze lichtgeel doorschijnend, samen lijken ze donkerder geel tot eigeel toe. De stuifmeelknop is dan ook eigeel.
De foto hieronder laat het zien bij 1000x vergroting in fase.
De foto is verder onbewerkt.
Als de korrel vers is, dan is ze lichtgeel doorschijnend, samen lijken ze donkerder geel tot eigeel toe. De stuifmeelknop is dan ook eigeel.
Stuifmeelkorrel met staafjes op bolvormige eilandjes (foto Bert). |
De stuifmeelknoppen lijken op twee rookworsten die aan één zijde aan elkaar zijn vergroeid. In het midden van de holle kromming komt de draad tevoorschijn. De knoppen barsten in het midden van de bovenkant (dus tussen de twee worsten) open. Het "velletje" krult via de buitenzijde naar beneden weg.
In totaal telde ik 275 meeldraden met knoppen.
De stampers zijn er in geringer aantal, slechts 11 geteld. De knoppen van de stampers zijn niet meer dan eenvoudige breed afgeronde schijfjes, die soms wat scheef op de draad staan. Die draden lopen door een buis van samengegroeide meeldraden door. Onderin zijn de meeldraden vergroeid tot een compacte buiswand. Maar naar boven toe splitsen ze in groepen van twee af van de hoofdstam. Tot een aantal, in dit geval, van ongeveer 275 knoppen. Dus hoe hoger je komt, hoe losser de buis wordt en de kans bestaat dat een stamper naar opzij wegvalt. Het merendeel van de stampers blijft echter tot bovenin doorgroeien en dat is ook te zien op alle bloemhabitusfoto's!
In het vierde kwadrant zijn nog enige planthabitustekeningen gemaakt om de juiste houding van het blad en de bloem vast te leggen. Zo suggereert de bloemhabitus in het tweede kwadrant dat de bloem rechtop bloeit, maar dat is dus niet zo: ze hangt in een boogje naar beneden. Het blad heeft overigens wel een stijf takje. Hier wordt het hangende karakter veroorzaakt door de kromme aanhechting aan het blad.
Blad- en bloemstand aan de plant, met aanhechtingsdetails. |
De restanten van de plant zijn bijgeplakt voor later onderzoek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten