donderdag 19 januari 2017

Chileense Jasmijn (Mandevilla laxa (Ruiz. & Pav.))

De maand december is altijd druk met van alles, waardoor er soms wat blijft liggen.

Zo ook deze prachtige bloem: de Chileense Jasmijn [ Orde: Gentianalis - Familie: Apocynaceae ]. Dit Leidse Hortus-exemplaar komt overigens uit ArgentiniĆ«.


Chileense Jasmijn (Mandevilla laxa (Ruiz. & Pav.))
De buitenste kroonbladen zijn roze, maar verder naar binnen toe neemt de intensiteit van de kleur toe tot roodachtig, met witte lengtestrepen.

In eerste instantie doet het zich voor als struik, maar zich bij nadere beschouwing toch meer als een slingerplant. Sommige takken slingeren om elkaar heen, al wurgen ze elkaar niet.

Slingerplant.
Ook hier heb ik wat moeite met de kleurweergave. Ik ben beter in het detail, in lijn: grijs potlood of zwarte inkt.


Overzicht tekening.
Het begin is altijd het moeilijkst. Er komen zoveel indrukken op je af dat je niet weet waar te beginnen. Door voorzichtig aftasten met de ogen en het lang genoeg vol houdt krijg je langzamerhand een idee van de structuur.
En vooral ook hoe diepte te scheppen in je tekening.

Aftasten van vorm, functie en kleur.
Ook hier weer zijn een aantal interessante aspecten aan de plant en vooral aan de bloem. De bloem heeft wel wat weg van het klokje van een Gentiaan, maar behoort niet tot dezelfde familie. Als je zo'n bloemkroonklokje openknipt en platlegt zie je elkaar overlappende bladen die samen gehouden worden door een smaller trapezium met witte strepen tussen de verschillende "segmenten".
In de intacte bloem zal deze waarschijnlijk dienen als honingspoor.

Opengelegde bloemkroon met witte honingmerken tussen de verschillende kroonbladen.
De aparte bloemvorm met lobben is al terug te vinden in de bloemknop. Deze is gedraaid om voor alle lobben plek te hebben.

Bloemknop en bloem van opzij. Zijkanten rozig verlopend naar wit. Aan de punt een scherpe rode puntige aanduiding op de groenige steel ( Zie ook de foto hierboven ).
Als de kroonbladen weggehaald zijn blijft er een bevruchtingssysteem/vruchtbeginsel over. Het vruchtbeginsel heeft een eigen structuur die een vijfpuntige ster van ingedroogde ribben als basis heeft. Deze constructie bestaat uit een stijve ingetrokken buis met een zwelling aan het einde. Deze zwelling is opgebouwd uit vijf "losse" gespleten lamellen. Aan de binnenzijde van iedere lamel komt een lichtgroen wormvormig sliertje (meeldraad?) naar buiten dat geheel bedekt is met witte haren. EĆ©n ervan vormt een, langere, stamper?

Vruchtbeginsel.
De ingang van de buis wordt door lange kromme witte haren iets afgesloten.

Het blad is eivormig met een klein eindpuntje of soms iets uitgetrokken en gladrandig. De kleur is groen met aan de rand een bordeaurood-achtig streepje. Dezelfde verkleuring is te zien in de hoofdnerf in het midden. De bladeren worden steeds breder naar mate ze ouder worden, de jonge bladeren zijn nog smal. Fris uitgekomen bladeren zijn roodbruinig gekleurd op het oppervlak (boven en onder), maar de nerven zijn dan heldergroen. Later verkleuren ze als boven.
Als je de bladeren breekt of kneust, dan komt er wit plakkerig sap uit.
Hetzelfde sap zie je ook als je een tak of twijg breekt.

Kleverig wit melkachtig sap dat krachtig uit alle wonden stroomt.
De bladstand is gedraaid. Opeenvolgend staan ze 90° ten opzichte van elkaar.
Bladstand.
Merkwaardig is de aanhechting van de bladeren aan de tak. Er is een soort plateautje waaruit de verschillende bladeren, bloemen of stengels groeien. Het plateautje is omzoomd met korte bruinrode scherpe tandjes. Het plateau zelf is lichtgroen.
Uit dit platform groeien twee bladeren, de stengel die door groeit en er ontstaat een nieuwe twijg waaruit een bloemtak groeit. Zo'n tak groeit in de richting van de wijzers mee om de begeleidende of andere tak.


Stengelplatform met 1 + 4 de bladeren; 2 de bloemstengel en 3 de doorgroeiende stengel.
Uitgelicht de haaientanden.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten