vrijdag 25 augustus 2017

UYT EYGEN ERVARENTHEYD

In het Zeeuws Museum te Middelburg loopt nog de tentoonstelling "uyt eygen ervarentheyd" over een insectentekenaar Johannes Goedaert (1617-1668).
Deze is 400 jaar geleden geboren in Middelburg en was naast fijnschilder ook entomoloog.

Johannes Goedaert (Bron: zeeuwseankers.nl )

Het boek "METAMORPHOSIS NATURALIS" van Goedaert staat centraal in de tentoonstelling.

De METAMORPHOSIS NATURALIS van Goedaert (Bron: zeeuwseankers.nl
Naast zijn leven als fijnschilder bekwaamde Goedaert zich in het nauwkeurig waarnemen van gedaanteverwisselingen bij vliegen, maden, rupsen en kevers. Gedurende drieëndertig jaar lang kweekte, bestudeerde, tekende en beschreef Goedaert de insectenwereld uit zijn omgeving. De resultaten werden uiteindelijk verzameld in zijn driedelige boek de "Metamorphosis Naturalis". Het bevat vroege vermeldingen in woord en beeld van meer dan honderd insectensoorten die voorkomen in Zeeland en de rest van Nederland.

Een voorbeeld uit de METAMORPHOSIS NATURALIS van Goedaert. (Bron: seeallthis.com/exhibition/ )

Zonder de steun van zijn vrienden was zijn driedelig boekwerk Metamorphosis Naturalis er nooit gekomen. Zij haalden hem over te publiceren en zag tenslotte de waarde van zijn voor die tijd bijzondere aanpak in. Vandaar dat de ondertitel meldt …niet uyt eenighe boecken, maer alleenelijck door eygen ervarentheyd uytgevonden, beschreven, ende na de konst afgeteyckent. Bij verschijning in 1660 was het eerste deel direct een bestseller.

Het werk van Goedaert doet denken aan een andere beroemde "Nederlander" uit die tijd: Maria Sibylla Merian). Zij kwam uit Basel, maar werkte voor de VOC in Suriname.


Maria Sibylla Merian (Bron: Wikipedia )


Voorbeeld van het werk van Maria: een Surinaamse pijlstaartvlinder (Bron: Wikipedia )

Nederlandse tijdgenoot was Jan Swammerdam (Amsterdam, 12-02-1637 - Amsterdam, 17-2-1680).

In zijn "Algemeene Verhandeling van de bloedloose dierkens" legde hij de grondslag voor de entomologie.

Er zijn van hem geen portretten gemaakt of overgebleven tijdens zijn leven. Later is er wel een fictief vervaardigd.


Verzonnen portret van Jan Swammerdam (Bron: Wikipedia )


Voorbeeld van het werk van Jan Swammerdam (Bron: janswammerdam.org )

De tentoonstelling loopt tot en met  29 oktober 2017 (Bron: zeeuwsmuseum.nl ).



woensdag 23 augustus 2017

Herbarium gevonden in de kringloopwinkel

Het is altijd leuk te sneupen op rommelmarkten en kringloopwinkels naar oude boeken en dingen die je voor je natuurhobby kunt gebruiken.

Nu vond ik gisteren een foliant met gedroogde planten. Een herbarium dus. Het is een oud kantoorboek met springrug en gemarmerde sneden, die kennelijk in 1961 al niet meer in gebruik was (deed toen de "computer" in het kantoorwezen al haar intrede?). In ieder geval de foliant was in onbruik geraakt voor kantoorwerk, maar vanwege haar degelijkheid door een werknemer naar huis meegenomen en omgevormd tot herbarium. Nu is het met inplakken zo, dat het ingeplakte altijd een dikte heeft en samen met het plakband dubbel zo dik. De kantoorband kon dan ook al spoedig niet meer dicht. Uiteindelijk is er met inplakken opgehouden in 1965. De laatste katernen bleven leeg. Tot inzicht gekomen, of was de botanische interesse geluwd?

Het kantoorboek vol met gedroogde planten

Opengeslagen boekblok. Keerzijde is leeg, zichtzijde bevat gedroogde plant(-en)
Het heeft in ieder geval ruim vijftig jaar overleefd en bewaard gebleven. De ouderdom kun je aflezen aan de vergeling van het papier, maar wat erger is aan het plakband. De eerste plakbandsoorten hadden een vergelende en soms vloeiende lijm, die of uitdroogt, of stroperig uitvloeit. In het eerste geval kun je meestal het plakband gemakkelijk van de planten lichten. Er blijft dan in het slechtste geval wat bruinige korrels of vlekken in of op de plant achter, maar altijd in het papier. In het tweede geval is de lijm eveneens bruin geworden, maar nog zeer kleverig. Je kunt dan beter het plakband laten zitten, want bij aftrekken komt de halve plant mee en het restant is nog steeds kleverig en gaat vastplakken aan de nieuwe omslag, of het papierblad ervoor.

Hier zijn de planten met gegomde papieren strookjes vastgezet.
Daar het boekblok te dik is met al die planten erin en de planten bij ombladeren steeds stukje bij beetje meer beschadigd raakt heb ik besloten de planten uit het boek te snijden en over te brengen op nieuw karton en/of op het originele vel van achterin het boek. Waar het kan wordt de plant in haar geheel overgebracht op het nieuwe karton (bij verdroogde plakband) en waar het niet kan wordt de plant met origineel boekblokpapier op maat uitgesneden en in z'n geheel op het nieuwe karton geplakt. De achterzijden van de boekblokbladen zijn gelukkig leeg gelaten. Soms kan het originele papier op maat van het nieuwe karton gesneden worden. Als alles klaar is komt er een nieuw etiket op, zowel op het losse vel karton als op het omslag. Over de precieze uitvoering komt een latere blog.

Jammer is dat het herbarium alleen namen geeft met een jaartal en binnen dat jaartal een volgnummer. Waarschijnlijk is dat een code voor een lemma in een los notitieboekje, die er natuurlijk niet bij is. Niet slim, want notitieboekjes en herbaria kunnen van elkaar gescheiden worden. Dat geldt trouwens voor alle verzamelingen. Houdt de gegevens bij het object!

Een "etiket". Bevat meestal een Nederlandse naam, een Latijnse naam en een  code: jaar + volgnummer
Verbruind plakband.

Achterzijde van een pagina met verbruind plakband
Verbruind plakband. Hier is het plakband zelf eraf gevallen, omdat de lijm verdroogd is.

Verbruind plakband. Hier zit het plakband er nog, maar eronder is het zeer kleverig.


Zo ziet het wel wat triest uit!
Sommige etiketten (afgescheurde memoblaadjes) dragen een gedrukte naam: L. Bos. Als je googled op die naam kom je uit op een plantenviroloog van de Universiteit Wageningen. Die man heette Lute Bos en is in 2010 overleden. Hij heeft postuum een boek uitgegeven over evolutie:

Lute Bos: Evolutie Of Hoe Alles Almaar Verandert

Links: Lute Bos Bron: L.Bos-Fonds

Op de volgende blog kun je meer over dat boek vinden: http://korthof.blogspot.nl/2017/03/lute-bos-evolutie-of-hoe-alles-almaar.html 

Het werk van Lute is overgenomen of  wordt bekostigd door de L. Bos-fonds door 

Prof. dr. ir. René van der Vlugt, Ecologische Plantenvirologie


Meer over dit fonds: https://www.wur.nl/nl/Donateurs/Doelen/Fondsenopnaam-1/Stimuleren-onderzoek/L.-Bos-Fonds.htm

De relatie van dit herbarium en de leerstoel Ecologische plantenvirologie klinkt aannemelijk, maar je weet het natuurlijk niet zeker. Google laat ook maar een deel van de werkelijkheid zien. Als het herbarium niet van Lute was, dan hem bij deze toch postuum voor mij uit de onbekendheid gehaald.


dinsdag 4 juli 2017

Dagkoekoeksbloem (Silene dioica, synoniem: Melandrium rubrum of Lychnis diurna)

De naam Dagkoekoeksbloem heeft me altijd verbaasd. Niet het feit dat er een Dag-, Avond-, en een Nachtkoekoeksbloem bestaat, maar waarom deze plant een koekoeksbloem heet. Wat is de associatie met een koekoek?

Volgens: https://www.plantennamen.info/dagkoekoeksbloem-silene-dioica zijn er twee verklaringen:

Er zijn twee verklaringen:
  1. Men dacht dat de bloemen van deze plant zich alleen overdag opende, vandaar de naam Dagkoekkoeksbloem. De naam koekoek dankt de plant aan het feit dat men dacht dat de koekoek deze plant bezocht en erop spuugde. In werkelijkheid was het het schuim" van de schuimcicade die daar zijn nest had. In veel bladoksels zie je "schuim" achtergelaten door dit insect wat vroeger koekoekspog heette. Zo'n verhaal is te vinden op de site van Natuurverhalen.nl: Hoogzomer zijn slootkanten en open plekken in het bos roze gekleurd door een overvloed aan bloemen van ‘gewone’ koekoeksbloemen. Waarom zijn de blaadjes van de ‘echte’ koekoeksbloem zo gerafeld? Heeft de koekoeksbloem iets met de koekoek te maken? Het antwoord op deze vragen is te vinden in deze tragische liefdesgeschiedenis, luister: Lang geleden woonde aan de rand van een wetering, niet ver van de natte weiden, een mooie, wijze heks, Silene genaamd. Zij hulde zich altijd in prachtige roze en paarse gewaden. Nooit klopten de zieken uit de wijde omgeving tevergeefs aan haar deur. In die dagen leefde er ook een trotse tovenaar, Cuculus genaamd. Met zijn mooie grote ogen en prachtige hermelijnen mantel verleidde hij menige vrouw. Deze trotse tovenaar kon zelf de stralende ogen van de mooie heks Silene niet weerstaan. Hij viel voor haar liefde en verliet zijn vrouw en kind voor haar. De heks en de tovenaar hadden alleen maar oog voor elkaar en alras kwam uit deze liefde een prachtige dochter voort. Het drietal leek volmaakt gelukkig, tot er een nieuwe vrouw in het leven van de tovenaar verscheen en hij Silene inruilde voor een ander. Zijn dochtertje kwijnde weg zonder de liefde van haar vader.In grote wijsheid besloot de mooie heks Silene dat deze tovenaar een ramp was voor zijn nageslacht, hij zou nooit meer een kind mogen teleurstellen door zijn onverantwoordelijke gedrag. Ze veranderde hem in een saaie, bruine vogel, die moeizaam door het luchtruim vloog. En om de schande kompleet te maken moest hij de hele dag als een kind zeuren om koekjes “koek koek, koek koek”, zodat in de verre omgeving iedereen hoorde waar die slechte vader zat. Daarom zijn de mensen hem koekoek gaan noemen. Zo zorgde Silene er voor dat iedereen zou weten dat hij een onverantwoordelijke vogel was, die zijn eigen kinderen verliet. Maar om te voorkomen dat de kinderen van de koekoek vaderloos achterblijven, legt de koekoekmoeder sindsdien haar eieren in het nest van een ander vogelpaar dat wel liefdevol voor de opvoeding zal gaan zorgen.Maar de wijze heks stak de hand ook in eigen boezem. Ze was zo beschaamd dat ze met al haar wijsheid niet had voorzien dat ze een mislukte vader had verleid. Silene veranderde zichzelf in een plant, met roze en paarse bloemen, de kleuren van haar favoriete gewaden.Op een mooie zomerdag ontdekte de betoverde koekoek Coculus, dat de heks die hem had betoverd, zichzelf ook had veranderd in mooie paarse bloemen. Hij was zo kwaad over zijn eigen lot als lelijke, domme vogel, dat hij de blaadjes van deze roze bloemen kapot trok. Tot vandaag de dag zien we dat de roze bloemen van de ‘echte’ koekoeksbloem gerafeld zijn. En nog steeds spuwt de koekoek, als hij de kans krijgt zijn boosheid op haar. Daarom zien we in de bladoksels van deze bloem vaak het witte spuugschuim van de koekoek zitten, waardoor de mensen deze bloem de koekoeksbloem zijn gaan noemen. Er zijn meerdere koekoeksbloemen: de dag-, de avond-, de nacht- en de echte koekoeksbloem. De dagkoekoeksbloem is de bekendste en meest voorkomende en groeit op voedselrijke grond. De echte koekoeksbloem groeit in nat hooiland. Vreemd genoeg behoren de drie overige koekoeksbloemen (die in het Latijn Lýchnis flos-cocúli heet) tot een ander geslacht (de Silenes).. 
  2. De koekoeksbloem bloeit pas nadat de koekoek terug is. Wellicht is de naam koekoeksbloem afkomstig van koekoeksspog, of -schuim. De larve van de schuimcicade of spuugbeestje, blaast luchtbellen in zijn eigen afscheidingen en woont erin, verborgen voor aanvallers. De koekoek is een van de laatste zomergasten die pas in april, mei in ons land arriveert. Hij is een "broedparasiet": het vrouwtje legt een ei in het nest van een "waardvogel": Haar ei ziet er bijna hetzelfde uit als de eieren van de gastvogel. De koekoek blijft haar ei ieder jaar bij dezelfde soort leggen, zoals bij de graspieper of de heggenmus. Alleen het mannetje roept ‘koekoek’. De koekoek houdt van insecten en harige en soms giftige rupsen die andere vogels niet eten. Soms spuugt ze de haren van de rupsen uit. 
 Tsja, wat is waarheid? Laten we ons maar beperken tot de tekening.

Overzichtstekening Dagkoekoeksbloem (Silene droica)
Het is een grote slappe plant die nog wel overeind staat. De bloemen zijn roze en karakteristiek diep ingesneden. Aan ieder roze gespleten kroonblad zit een wit tongetje en lager (groenig) zit een meeldraad vast aan de voet van dit kroonblad. De tongetjes die groenig doorlopen naar onderen toe vormen met elkaar een witte buis.


De witte buis zit in een vijfpuntige kelkkom die bordeaurood gekleeurd is en voorzien van lange witte haren:

Bloembuizen in kelkkommen
Als de bloem volledig uitgevouwen is, dan staan de roze kroonbladen haaks op de witte bloembuis.

Stand en uiterlijk bloemen en knoppen
Het blad heeft de vorm van een lepel. De steel is V-vormig open naar boven toe. De witte haren staan haaks op de rand en rechtop verspreidt op het bladoppervlak. Op de nerven zijn ze naar achteren gebogen en naar de bladsteel gericht. Deze haren zijn overigens gesegmenteerd en die op de baldrand meestal niet. De beharing op de bladsteel is dicht en warrig.

De nerven zijn aan de onderzijde verhoogd en aan de bovenzijde ingezonken. Waar twee bladeren elkaar ontmoeten op de hoofdstengel vormen ze samen een schuitje, waar water in kan zitten, of zoals in het verhaal koekoeks-spog.
Blad van een Dagkoekoeksbloem

De pollen zijn rond en hebben een doorsnede van 0,035 mm. De binnenrand lijkt achthoekig, maar aan de buitenzijde dik, rond en bobbelig.

          Stuifmeelkorrel van een koekoeksbloem onder een lichtmicroscoop. Let op de achthoekige structuur!                           (Bron: www.botany.unibe.ch)


Stuifmeelkorrel van de Dagkoekoeksbloem onder SEM-microscoop (Bron: s-media-cache-ak0.pinimg.com)



Kool (Brassica oleracea)

In iedere wegberm kom je deze plant wel tegen in massa. De randen van de wegen kleuren tijdelijk geel. In de Flevo-polders wordt er met deze plant gekweekt om er olie uit te slaan.
Ze worden hoog en zijn rijk voorzien van gele bloemen.

De getekende plant is gevonden in Everdingen bij het fort op 14 maart 2017, de tekening een vijftal dagen later om de bloemen wat verder uit te laten komen in huis. Het was nog vroeg in het jaar.

Kool (Brassica oleracea) in overzichtstekening.
De bloem is tamelijk eenvoudig van aard en erg open. Deze openheid wordt veroorzaakt door vier lang gesteelde gele kroonbladeren. Deze zitten samen met de zes meeldraden op een grasgroene knobbelring. In het midden zit de stamper. Het geheel samen rust op een rozet van vier groene kelkbladeren. Er zijn vier langen en twee korte meeldraden. De stamper met stempel is ongeveer even lang of iets langer dan de lange meeldraden. De stempel is een simpel groen  knobbeltje. De gele kroonbladeren overreiken de meeldraden en stamper.

Bloemdetails
Het stuifmeel is, evenals de vorige kerstroos-tekening, een standaardmodel van drie lobben. In doorsnede minder dan de lengte, waardoor het op een rugbybal lijkt.


Als je een microscopisch preparaat maakt in water, dan zwelt de stuifmeelkorrel op tot het een gladde wand heeft. In de korrel is dan een olie(?)druppel te zien die wel één derde van de binnenruimte in beslag neemt. Soms is het eruit gelopen. Een voorraadje basisolie waaruit later in het zaad echte olie ontstaat? Koolzaad wordt tenslotte gekweekt voor de olieslagerij.

Koolzaadpollen in lichtmicroscoop (Bron: theantherspromise.files.wordpress.com
Hieronder een fraaie SEM-foto met oppervlaktedetails van de stuifmeelkorrel.

Stuifmeelkorrel in SEM-microscopie (Bron: www.sciencephoto.com)


Het blad is aan de bovenzijde donkerder groen dan aan de onderzijde. Wat is aangegeven op de habitustekening. Daar kun je ook zien dat de plant aan de onderzijde houtig roodbruin is en dat het naar de uiteinde toe steeds kruidachtiger wordt.


Habitustekening Koolzaad (Brassica oleracea)



maandag 3 juli 2017

Kerstroos (Helleborus sp.)

Nu is de plant allang uitgebloeid, maar door technische perikelen toen der tijd met de computer wil ik het u nu toch niet onthouden. De tekening is gemaakt op 17 maart j.l. in de Hortus Botanicus te Leiden. Daar stond het buiten in de volle grond. Nogal verwilderd en daardoor is de juiste naam me niet bekend. Overal stonden naambordjes van Helleborissen, maar welke nu welke was ontging mij. Ik vermoed dat het een Helleboris viridis is vanwege de kleur. Maar ik ben al blij dat ik weet dat het een Helleboris is.

Allereerst een overzichtstekening en dan kijken of er over de verschillende onderdelen van de plant nog wat interessant te vinden is:

Een lichtgroene Helleboris
Zoals op bovenstaande tekening is te zien is dat de bloem vrij vlezig is. Een vijftal stevige schubvormige kroonbladen met in het midden een bergje met veel meeldraden (ik telde op mijn exemplaar 75 stuks). Daar waar de meeldraden afgevallen waren zie je een litteken op het bergje.
Op dit bergje zitten een vijftal stampers met een rechthoekig vruchtbeginsel. En aan de voet van dit bergje, dus onder de meeldraden zitten in een krans honingschubjes (ik telde er 13).
Tot zover de algemene beschrijving.

Helleboris viridis (Bron: Deborah Silver)
Wat bij een Helleboris het meest opvalt zijn de honingschubjes. Deze bestaan uit een soort kokertje van opgerold blad. In dat kokertje zal nectar zitten om de eerste hommels van het jaar aan te trekken die dan voor de bestuiving zorgen. Hieronder een detailtekening van het schubje. Opvallend is de zijdelingse opening van het kokertje. Het zal de hommel moeite kosten om bij de nectar te komen. Wellicht de bedoeling? Hoe langer de hommel rommelt hoe meer kans op bestuiving van de bloem. Een eenvoudige inrichting, maar toch weer met veel details, als ribben en een afgeplat steeltje.

Helleboris honingschubje
De stuifmeeldraden zijn talrijk als hierboven aangegeven. Ze bestaan uit een lange, vrij dikke groenig tot witte, kromme buis met aan het eind de gele helmknop. Die helmknop bestaat uit vier kromme segmenten (als bananen). Opvallend is wel dat deze bananen er in twee formaten zijn: twee brede en twee smalle. De andere zijde van de meeldraad zit vast aan het bergje.

Meeldraad met helmknop
Het stuifmeel van deze helmknoppen groeit op een min of meer stervormige structuur dat er ongeveer zo uitziet:

Stuifmeelbasis
 Het stuifmeel zelf ziet er zo uit (Min of meer een standaard vorm die je bij veel planten tegen komt.):


Stuifmeeltekening
Microscopisch beeld van een stuifmeelkorrel
 
Het is uiteraard de bedoeling dat de stuifmeel op een stamper terecht komt. Het liefst op een ander exemplaar dan de eigen plant. Op de top van het bergje zitten de vijf stampers met vruchtbeginsel. Die hebben een aparte vorm. Doordat ze zo heldergroen zijn vallen ze goed op. Als je zo'n vruchtbeginsel opensnijdt, dan zie je een de zaden liggen in een soort peul. Om en om. Ik telde aan de ene zijde 8 zaden en aan de andere zijde 6 zaden. Die zaden zitten met een steeltje aan de zijwand vast. Het vruchtbeginsel loopt uit in een stijl die eindigt in een stempel. Die stijl is vierkant in doorsnede en de stempel is daarvan losgemaakt door een inkeping. Op de stempel zitten transparante staafjes.
Vrucht met stamper

Stempel

Jammer is wel, nu ik de tekening achteraf bekijk, dat ik ben vergeten te kijken wat er nu eigenlijk in het bergje zit. Volgend jaar inhalen! Wel is te zien hoe de littekens op het oppervlak zijn verdeeld en  waar de honingschubjes bevestigd zaten. Zie de wazige tekening hieronder.

Littekens van stijfmeeldraden en van de aanhechting honingschubjes op het bergje.


Ieder blad bestaat uit drie leerachtige bladen. De bovenzijde is glimmend donkergroen. De nerven daarvan zijn goed te zien in doorzicht. Zij-nerven komen uit de hoofdnerf. Aan de onderzijde is de nerf vlak vanaf de steel. De kleur van het blad is hier lichtergroen dan de bovenzijde en dof..
De bladsteel is in doorsnede eigenlijk een verlangde van het blad, maar dan opgerold tot bijna aan het eind. Daar verwijdt het zich om aan de hoofdtak te passen.

Het blad aan boven en onderzijde.

woensdag 22 maart 2017

Bougainvillea glabra

In de Victoriakas van de Leidse Hortus staat een slingerstruik met aan de toppen van de twijgjes steeds drie bladeren die zich hebben omgevormd tot witte steunbladeren.


Bougainvillea glabra Choisy cv. Penelope in Hortus Botanicus, Leiden
Vanuit ongeveer een vierde vanaf de steel groeien daar de bloemen uit. De bloem bestaat uit een groene buis (met een plaatselijke versmalling in het midden) met aan het eind een kleine vijfpuntige stervormige witte bloem. In de groene buis zitten de geslachtsorganen.

De plant groeit in verschillende takken omhoog en gaan dan via allerlei ondersteunde omgevingselementen als een slingerplant over het pad en hangt dan boven het water van het vijvertje. Overal liggen afgevallen "bloemen" met al dan niet verdroogde bloemen erin. Dat is voor mij prettig, dan kan ik de structuren van de bloem thuis beter bekijken onder de microscoop. Opvallend is dat de bloem na uitbloeien zichzelf de nek omdraait. Dat wil zeggen dat de buis vlak achter de witte bloemkroon tordeert. Soms gebeurt dit al terwijl de bloem nog moet bloeien. Het schijnt een genetische afwijking te zijn (door het kweken?).


Verwrongen bloembuis achter knop

Citaat uit Wikipedia:
Bougainvillea is een geslacht uit de familie Nyctaginaceae. Soorten en kruisingen uit het geslacht worden toegepast als tuin- en kamerplant.
Er zijn circa 15 soorten, afkomstig uit de tropen en subtropen van Zuid-Amerika, vooral Brazilië. Ze zijn in de eerste helft van de 19de eeuw in Europa ingevoerd. Vooral in de landen rond de Middellandse Zee en in Afrika tieren ze welig.
Deze planten zijn heester- of kruidachtig, groenblijvend of bladverliezend, meest klimmend. In de vrije natuur worden ze tot 4 m hoog. Ze hebben bedoornde twijgen en onaanzienlijke bloempjes. De bloemen zijn omgeven door opvallend gekleurde, papierachtige schutbladeren die lang aan de plant blijven zitten.
Bougainvillea werd voor het eerst gevonden in de tweede helft van de 18e eeuw, tijdens een expeditie waarover de Franse zeevaarder Louis Antoine de Bougainville de leiding had.

De tekeningen


Overzichtstekening Bougainvillea glabra


Bloemstructuur

Het eerste wat opvalt zijn de witte bladeren (bij de andere variëteiten in de kas via groenig naar rood tot purper). Deze zitten drie aan drie, met de onderkanten tegen elkaar aan gedrukt. Wat het bloemeffect nog eens extra verhoogd. De witte bladeren lijken de bloem, maar zijn dat niet. Het zijn omgevormde schutbladeren die op een kwart van het begin de echte bloem draagt. Zo'n setje van drie witte bladeren heeft dus drie bloemen.

Witte steunbladeren met bloemen
De nerven in zo'n wit blad zijn licht groenig en zijn meestal gevorkt naar de bladrand toe. Tussen deze nerven zitten kleinere niet-gevorkte nerven.

Op de hoofdnerf zit op een kwart van het steunbladbegin een groene bloembuis met aan de top een witte bloem. De doorsnede van de bloembuis is vijfhoekig.

Snij je zo'n bloembuis overlangs doormidden dan zie je de geslachtsonderdelen zitten: de stamper en de meeldraden. De stamper is kleiner dan de meeldraden.

Doorsnede bloembuis
De meeldraden en de stamper zitten in de bodem aan elkaar, maar toch van elkaar gescheiden. De meeldraden zitten namelijk als een verhoogde kring om de losstaande stamper heen. Waar de kring ophoudt hebben de meeldraden een knobbel die aan het uiteinde wit (kleurloos) is. De functie is daarvan is niet duidelijk, maar misschien dient het om de nectar tegen te houden.

Kring van meeldraden en middenin de stamper

De bloemkroon

De bloemkroon is echt wit, dus niet wit van de luchtbellen. Ze bestaat uit een vijfpuntige ster met daartussen vergroeid vijf bloembladen. Die bloembladen zijn iets uitgegroeid, waardoor ze niet meer vlak tussen de ster passen. De punten van de ster zijn voorzien van een witte beharing. In het midden zit een vijfhoekig gat waarmee de bloemkroon vast zit aan de bloembuis. Deze overgang is eveneens groen. In het gat kijk je tegen de bovenkanten aan van de vijf meeldraden.

De bloemkroon
De stamper

De stamper is geheel groen, op de transparant witte stempel na. De vorm van de stamper begint dun, wordt aan één zijde snel dikker en loopt dan taps toe dun gebogen uit. De buitenzijde van de bocht draagt de stempel. Die stempel bestaat uit transparante (witte) gestapelde bolletjes, vaak ook half naast elkaar zodat het op een mini boompje lijkt.  De bolletjes zijn rond (bovenin) of druppelvormig (onderin).
De stamper in aanzicht en doorsnede
In het verdikte gedeelte zit de aanleg voor één zaadje. Dit zaadje is in onrijpe toestand wit en glazig, evenals de voet waarop het groeit.

De meeldraad

De vijf meeldraden zijn lichtgroen. De helmknop geel. Ze zijn ongeveer twee keer zo lang als de stamper. In onrijpe toestand zijn de helmknoppen gesloten en zitten als twee schelpen ruggelings tegen elkaar, waardoor het geheel lijkt te bestaan uit vier afgeronde staafjes. Als de helmknop rijp wordt, barst deze open en krult dan helemaal open tot ze niet meer verder kunnen en zijn het binnenste buiten gekeerde afgeronde plaatjes geworden. Wat eerst buiten zat, zit nu binnen en omgekeerd.

Helmknoppen in verschillende rijpheid stadia en stuifmeel
Het stuifmeel is geel. Ze zijn rond met drie groeven of hebben de vorm van een broodje. Deze zijn ellipsvormig met een platte bodem, de andere zijde is voorzien van twee lengtegroeven.
De doorsnede van de ronde is ongeveer 0,03 mm. De oppervlaktestructuur is voorzien van hoekige veldjes met muurtjes eromheen.

Stuifmeelkorrel van Bourgainvillea (Bron: http://www.sciencedirect.com/ )
No. 1 is rond en No. 4 is het "broodje"
Het blad

Het blad is groen en heeft zichtbare nerven. De nerven zijn aan de bovenzijde iets verdiept, maar aan de onderzijde zijn ze veel meer aanwezig en steken ze uit. De hoofdnerf meer dan da zijnerven.


Het blad en haar nervenverloop en -structuur
Op en soms om de nerven steken haartjes uit. Dit zijn voornamelijk gestapelde cellen.
Op de hoofdnerf en soms ook op de zijnerven zijn ze rood verkleurd, maar er zijn ook kleurloze. Die zitten vooral op het bladoppervlak (voornamelijk bij de nerven).

De cellen van de nerven zijn langgerekte cellen.

Beharing op de nerven