maandag 24 oktober 2016

Eindelijk eens wat doen met de plantjes...

Ik heb een haat/liefde verhouding met planten. Ze zijn onontbeerlijk voor de dieren die mijn hoofdinteresse hebben. Daarom is het van belang om inzicht te krijgen in deze vormen van leven. Hoe onbekend ook in mijn ogen, maar daardoor juist des te boeiender.

Zoals iemand met lede ogen kijkt naar mijn gepriegel met insecten, zo ervaar ik hetzelfde met mensen die mossen, of nog erger paddenstoelen uit elkaar peuteren.
Onbekend maakt onbemind. Maar ja, die interactie met dieren, hè?

Dus toch maar, opnieuw, een plantenstap nemen.

In het verleden, bij een eerdere poging, heb ik me ingeschreven voor een botanische tekencursus in de Hortus Botanicus van Leiden. Deze werd gegeven door Anita Walsmit Sachs, een gedreven dame die werkzaam was als illustrator bij het Rijksherbarium. Zij is ook de oprichtster van de Vereniging Botanische Kunstenaars Nederland ( VBKN ).

Hoe kan het ook anders, maar mijn studieobject tijdens de cursus was een insectenetende plant: een bekerplant (Nepenthes). In mijn geval een Nepenthus x coccinea. Ik weet niet waar die "x" voor staat, maar ik vermoed dat de plant niet geheel raszuiver is. Een kruising tussen iets en iets.

Er bestaan bijna honderd soorten bekerplanten (Nepenthes) die voornamelijk in tropisch Azië groeien, maar ook in de gebieden daaromheen.

Afbeelding 1: Nepenthes distributie
Ze zijn soms uiterst zeldzaam en bedreigd. Bij ons doen ze het alleen goed in de tropische kassen, waar de Hortus Leiden er ongeveer 250 planten van kweekt, allemaal met verschillende bekers. De vangbekers zijn verraderlijke vallen met een spekgladde rand, waar een eenmaal gevallen insect niet meer uit kan komen.

Kijk dat is nou boeiend, een plant die zich heeft aangepast om een tekort aan voedingssupplementen aan te vullen met een ingenieus apparaat, een glijbaan voor insecten met zwembad. Weliswaar met verterende sappen, maar toch. Wij moeten dik betalen voor zo'n tropisch zwemparadijs. Daar staat wel tegenover dat wij het meestal overleven en dat is bij die insecten maar de vraag.

Goed, hoe teken je zo'n plant?

Helaas ben ik mijn studiemateriaal kwijt met bijbehorende opdrachttekeningen, maar de resultaten heb ik nog en daar kan ik het misschien mee reconstrueren.

De pot met bekerplant staat voor je op de tafel. En daar kijk je naar en nog eens van een andere hoek, et cetera. Net zo lang je een idee hebt hoe het een en ander in elkaar steekt.

Dan begin je te schetsen in potlood (scherpe punt, HB). Je let nog niet op de compositie, maar schetst de verschillende onderdelen op een toevallig beschikbare plek. Ieder bijzonder onderdeel wordt aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen met eventueel een loep er bij (10x) en getekend. Schrijf bij ieder onderdeel wat het is en hoe de kleuren zijn. Ook oppervlaktestructuren worden, al dan niet vergroot, weergegeven en beschreven. Bijvoorbeeld: "zeer korte liggende kleurloze beharing" met een verwijzingspijltje. Eventueel de grootte van het bedoelde gebied aangeven. Ook bladdoorsneden, aanhechtingspunten en ribbels e.d. worden geschetst en  aangegeven. Zie afbeelding 2.


Afbeelding 2: Eerste observatie detailtekeningen
Daarna ga je een tekening op papier in potlood maken op ware grootte (of als de plant te groot is, op een bepaalde schaal). Nu hou je wel rekening met de compositie van de plant met al haar onderdelen. Je bepaalt het midden van het papier door middel van een middenlijn vanuit alle kanten. Een staand kruis dus. De plant teken je met het zwaartepunt net boven het optisch midden. Dat wil zeggen dat het middelpunt van de plant boven het midden ligt van het middelpunt van het papier.

Je zorgt er voor dat alle onderdelen los van elkaar te zien zijn. Is het een heel ingewikkelde plant, dan mogen de takken en bladeren elkaar overlappen, maar dan moet het niet te druk worden en duidelijk driedimensionaal van elkaar gescheiden zijn. Met andere woorden er moeten schaduwen worden aan gebracht, waardoor de plant "dikte" krijgt. Dat aanbrengen van de schaduw gebeurt in een later stadium, op de definitieve tekening. Dit is slechts het begin. Al kun je hier al wel wat op spelen natuurlijk, maar dan wel zo dat dat het overtrekken straks niet stoort. Zie afbeelding 3.

Afbeelding 3: Eerste (compositie-) schets
Van deze situatieschets wordt met behulp van transparantpapier een kopie gemaakt. Dit kan je doen op een lichtbak. De tekening wordt vanaf de achterzijde overgetrokken op het transparant in zacht potlood (B, 2B). Trek je de tekening niet vanaf de achterzijde over, dan komt later de afdruk van het transparante kopie in spiegelbeeld op het papier. Tenzij dat juist de bedoeling is voor als je een drukplaat (lino, ets, gravure, etc.) wilt maken.

Het overgetrokken beeld in zacht potlood zit nu op het transparantpapier, maar de tekening is in spiegelbeeld. Het gespiegelde potloodbeeld zit boven. Zie afbeelding 4.


Afbeelding 4: De gespiegelde overtrek. Het potloodbeeld zit boven.
Nu draai je de transparanttekening om zodat het beeld overeenkomt met de situatieschets hierboven en leg het transparantvel op het uiteindelijke tekenpapier (d.i. aquarelpapier van behoorlijk gramgewicht tegen bobbelen, of je moet het opspannen als bij een aquarel op een plank). Het potlood zit nu aan de onderzijde van het transparant.  Plak het transparant vast aan het aquarelpapier m.b.v. makkelijk verwijderbare plakband om verschuiven te voorkomen. Nu kun je met een embossing-stift (d.i. een metalen penpunt met een klein kogeltje aan het eind) of met een vulpotlood (van 0,3 of 0,5 mm) de lijnen overtrekken op het transparant. Niet te hard, maar hard genoeg om de B, of 2B-potlood aan de onderzijde af te laten geven op het aquarelpapier. Er mag geen moet (d.i. een indrukking) achter blijven in het aquarelpapier en je mag zeker niet door het transparant heen drukken! Zie afbeelding 6.

Het gaat er nu om , om van te voren, te bepalen waar eventueel schaduwen aangebracht moeten worden. Om dit objectief te kunnen doen maak je op transparant papier een schaduwvel. Hierop wordt door middel van potlood de grijswaarden aangegeven die later omgezet moeten worden in kleur. Let er wel op dat bij botanische tekeningen het licht ALTIJD van linksboven komt en dus de schaduwen rechtsonder. Zie afbeelding 5.

 
Afbeelding 5: Schaduwontwerp op transparant papier.
Nu de tekening in potlood is overgebracht op het aquarelpapier kun je beginnen met aquarelleren. Veel succes, gebruik echter niet te veel water en werk in kleine stukjes tegelijk. Sommige botanisch tekenaars doen er 4 maanden over om één plant af te beelden. Ergens tussen vandaag en vier maanden kan de aquarel af komen. Werk liever langzaam en secuur, dan snel en slordig. Het gaat er bij botanisch tekenen om wat je ziet en niet om wat je erbij voelt. Geen emoties, geen kunststromingen, behalve zakelijk en realistisch. Zie afbeelding 6 voor mijn resultaat.


Afbeelding 6: het resultaat!
Dat was het resultaat TOEN! Maar nu moet ik dat minstens zien te evenaren. Daartoe heb ik dus mijn eerste belangrijke stap gezet: LID WORDEN VAN DE VERENIGING BOTANISCHE KUNSTENAARS NEDERLAND.

Een botanisch kunstenaar ben ik nog lang niet, dus ik sta nu te boek in de annalen van de vereniging als KUNSTLIEVEND LID.
Is dat geen mooie benaming? Ik voel me meteen, eh...artistiek, filotechnisch of kunstminnend?
Laten we het maar op de laatste twee houden: KUNST(NIJVERHEID)MINNEND

Synoniemen voor kunstlievend:

aanstellerig, kunstzinnig, kunstvaardig
kunstnijverheid begunstigend
artificieel


Geen opmerkingen:

Een reactie posten