donderdag 27 oktober 2016

Is Natuurhistorisch illusteren nog van deze tijd?

In de eerste module van de cursus "Drawing Nature, Science and Culture: Natural History Illustration" (verder NHI genoemd) wordt naast de gebruikelijke inleidingsvoorbeelden de historische en tegenwoordige waarde van het Natuurhistorisch illustreren uitgewerkt. Hieronder een kleine samenvatting.

Veel mensen vragen zich af of er nog wel behoefte is aan het werk van Natuurhistorische illustratoren in een wereld van digitale fotografie en computer animaties.
Het antwoord is gelukkig: "JA"!
Hun specifieke vaardigheden zijn nog altijd nodig.

Wel moeten ze vaak met anderen samenwerken om het werk gedaan te krijgen, maar om historische gebeurtenissen te reconstrueren, of tekeningen te maken van artefacten voor publicaties, of complexe wetenschappelijke gegevens op een visuele manier te interpreteren, vergt een speciale aandachtige manier van kijken. Natuurhistorische illustratoren zijn bovenal visuele denkers.

Wanneer Natuurhistorische illustratoren de tijd nemen om elk detail van het object dat ze aan het tekenen zijn te observeren, zien ze dingen die anderen missen. Zij zien details die wetenschappers over het hoofd hebben gezien (en waardoor de wetenschappers hun tekstboeken moeten aanpassen).

Het verschil tussen Natuurhistorische illustraties en andere vormen van kunst is de mate van zorgvuldige observatie, het onderzoek en het voorbereidende schets- en tekenwerk voordat de uiteindelijke tekening wordt gemaakt. De Natuurhistorische illustrator probeert het object te begrijpen en tekent het dan zo nauwkeurig mogelijk, met registratie van elk detail. Daarnaast proberen ze de illustraties op een visueel aantrekkelijke manier weer te geven,  maar zijn daarbij wel sterk afhankelijk van de te gebruiken observatie- en tekentechnieken dan van verbeelding en creativiteit.

Volgens Judith Magee van het Natural History Museum, Londen is het doel van de Natuurhistorische illustratie om de wetenschapper te assisteren in zijn werk van identificatie, beschrijving, classificatie en het benoemen van de soorten.
Bovendien onderscheid zij twee soorten Natuurhistorische illustratoren:

1:
illustratoren die werken in Linnaeus-stijl. Dat is het exact afbeelden van het organisme alleen, dus zonder context. Bijvoorbeeld Georg Ehret, de tekenaar van Linnaeus.

2:
illustratoren die van mening zijn dat een organisme niet op zichzelf staat, maar dat het verbonden is met alles om haar heen. Ze beelden het organime af in de natuur, zoals het daar gezien is. Bijvoorbeeld William Bartram, een Amerikaans natuuronderzoeker.

Beide opvattingen bestaan nog steeds en vullen elkaar aan. Beiden hebben op hun wijze bijgedragen aan de verdere ontwikkeling van de Natuurhistorische kunst, maar ook die van de wetenschap.

Georg Dionysius Ehret (30 January 1708 – 9 September 1770)


Georg Dionysius Ehret bron




 


Brassica capitata by Georg Dionysius Ehret
 

William Bartram (April 20, 1739 – July 22, 1823)



 
 
Tot zover de cursus van vandaag.

woensdag 26 oktober 2016

EdX cursus: Wetenschappelijk tekenen

Eindelijk is het zo ver! Al een maand geleden heb ik mij ingeschreven voor de cursus bij edX en eindelijk begint hij vandaag:

 
 
Learn how to see and draw nature like an illustrator. Build observational and visual interpretation skills in an interactive and enjoyable way.
 
De cursus is opgesteld en gegeven door de Universiteit van Newcastle in Australë.
 
 

Course Syllabus

Week 1: Introduction
Introduction to course and overview of NHI of historical and contemporary practice to set the scene for an immersive skills building experience.

Week 2: Observational drawing
Introduction to Natural History Illustration methods and demonstration on observational drawing.

Week 3: Field sketching and recording techniques
Introduction to working in the field and recording subjects and their environmental surroundings quickly and accurately.

Week 4: The structure of flowers and leaves
Understanding plant anatomy.

Week 5: The structure of mammals and birds
Understanding animal anatomy.

Week 6: Rendering
Creating finished artworks.
 
De docenten zijn:
 
Ik heb er zin in! Morgen meteen beginnen met het echte werk. Nu alvast de cursus verkennen.
 
Wat ik vandaag ook verkend heb is "Het Natuurhistorisch" in Rotterdam. Het Natuurhistorisch Museum Rotterdam is een natuurmuseum in Rotterdam, opgericht in 1927. Het museum is sinds 1987 gevestigd in Villa Dijkzigt op het Land van Hoboken aan de Westzeedijk 345. Het zat vroeger onder andere in een eilandzaaltje in Diergaarde Blijdorp. Later is dit (gedeeltelijk?) afgebrand en overgeplaatst naar Villa Dijkzigt. Achter, aan de villa vast, zijn expositieruimtes bijgebouwd.
Natuurmuseum Rotterdam (bron foto)
Ik heb daar een aantal foto's genomen van dieren in detail en in overzicht. Wellicht zit er iets bruikbaars bij om verder uit te werken of dat ik kan gebruiken bij de cursus.
 
 
 




dinsdag 25 oktober 2016

Eerste plantenactie in de Hortus Leiden!

Vorige week donderdag ben ik lid geworden van de Vereniging Botanische Kunstenaars Nederland.

Zij houden iedere derde vrijdag van de maand een tekendag  in de Hortus van Leiden.
En dat was de dag erop al!

Nu kan ik natuurlijk een maand wachten tot alles geregeld is, maar je kunt natuurlijk ook de binnenbocht nemen. Snel vragen of je al welkom bent en dat bleek zo.

Dus dezelfde avond nog bedenken wat er allemaal nodig is om te kunnen tekenen op locatie. In ieder geval werd je een visstoeltje aangeraden, omdat niet bij iedere plant een stoel of bank aanwezig is. En uren staand tekenen is ook geen prettig vooruitzicht.

Je ontmoet elkaar in de koffieruimte en bestelt natuurlijk meteen iets te drinken. Het kennismaken was snel gedaan, want we bleken vandaag maar met z'n vieren te zijn. Ik en drie vrouwen.

Ieder kan doen wat en waar je wilt en op een afgesproken tijd ontmoeten we elkaar weer om het werk te bespreken dat je de afgelopen uren hebt gemaakt.

Met z'n drieën gingen we naar de tropische kas. De vierde bleef liever buiten in het zonnetje. Het was inderdaad mooi weer, maar fris. Geen geschikt weer om lang stil te zitten bij een resterend bloempje.

In de tropische kas was het bepaald niet fris. Bij binnenkomst en, hoe hinderlijk, nog lang daarna besloeg je bril, je loeplens en je fototoestel. In eerste instantie sloeg de warmte op je, maar al snel went dat. Mits je je niet teveel inspant. Dat bleek wel toen ik de tafels en stoelen ging verschuiven. Want die waren aanwezig op het tussenplatform. Ideaal. Geen gammel visstoeltje nodig.

De soortkeuze was snel gemaakt, want bij de tafels hingen prachtige bloemtrossen van een slingerplant.

De weelderige groei van Thunbergia myosorensis
Ik zette de stoel en tafel onder de plant en al starend naar de wirwar boven je hoofd kreeg je een flauw vermoeden hoe de plant groeide en waar ze nu eigenlijk vandaan kwam. Dat was niet het tussenplatform, maar ergens beneden geworteld in de grond. Zichzelf uitbundig omhoog worstelend en onderweg waarschijnlijk een gastheer wurgend. Maar ook zichzelf. Ik zag namelijk in haar eigen takken ook wurgsporen die al meedraaiend meegegroeid waren met de steuntak.

De wurger gewurgd!
Maar mijn aandacht werd getrokken door de mooie, vreemde bloemen. Ze hingen in lange slierten uit de bladermassa naar beneden. De bloemen groeien van boven naar beneden. Zo'n tros bestaat uit een complete familie bloempjes. Van grootouders naar kleinkinderen. Generatie op generatie. En dat gaat maar door zo te zien, want boven in de sliert is het kaal, in het midden begint het van boven naar onder met verdwenen bloemen (alleen littekens), uitgevallen bloemen (als de bloemblaadjes zijn verdwenen, evenals de meeldraden en stampers), rijpe bloemen, openspringende bloemen, nieuw gevormde bloemen tot dichte en steeds kleiner wordend tot heel kleine onderin. Het is eigenlijk andersom. De bloem ontstaat onderin en groeit. Terwijl die groeit ontstaat het volgende paar, et cetera. Onderin zit dus de "kiemkracht", want daar groeit de sliert maar door en door en...

Een "familie"-tros

Doorgroeiende bloemen

Bij aankomst dacht ik dat de bloemkelk inwendig zwarte streepjes had, maar bij nadere beschouwing bleken die streepjes mieren te zijn. Ik heb die mieren niets anders zien doen dan vocht oplikken. Kennelijk zijn ze er aan verslaafd geraakt. Slechts een enkele mier zag je op de stammen lopen. Slingerend van dronkenschap, of omdat de twijgen zo gedraaid waren??

Mieren doen zich tegoed aan de sappen!
Als de bloemkelk afvalt neemt ze de meeldraden en de stamper mee. Wat overblijft zijn de kelkbladen en littekens waar de kroon heeft vastgezeten.

De littekens rond het vruchtbeginsel.
Waar het allemaal om draait bij een botanische tekening is dat alle onderdelen in de juiste maat, vorm en (eventueel) kleur afgebeeld worden. Daarvoor neem je zo veel mogelijk foto's van de verschillende details en ook maak je natuurlijk schetsen. Je kunt op zo'n dag niet exact zijn, want de plant kan je niet mee nemen of uit elkaar peuteren. Je moet het doen met een hier of daar gevonden afgevallen bloem. Maar die verschrompelen en verkeuren helaas heel snel.
Dus toch ook maar de kleuren aangeven in de schets!

De bloem van opzij, met meeldraden en een stamper

De schetsen van de verschillende onderdelen
Ben ik toch nog vergeten het stamperkussentje te schetsen. Het stampertje had een beetje een trechtervorm, een soort lippen, waardoor het op een glimlach leek!

De bloem van voren met een lachende stamper!
Een vrolijk eind. Nu kijken wat ik met de schetsen kan doen, maar eerst een cursusje wetenschappelijk tekenen. Die begint morgen, dus morgen daarover meer!






maandag 24 oktober 2016

Eindelijk eens wat doen met de plantjes...

Ik heb een haat/liefde verhouding met planten. Ze zijn onontbeerlijk voor de dieren die mijn hoofdinteresse hebben. Daarom is het van belang om inzicht te krijgen in deze vormen van leven. Hoe onbekend ook in mijn ogen, maar daardoor juist des te boeiender.

Zoals iemand met lede ogen kijkt naar mijn gepriegel met insecten, zo ervaar ik hetzelfde met mensen die mossen, of nog erger paddenstoelen uit elkaar peuteren.
Onbekend maakt onbemind. Maar ja, die interactie met dieren, hè?

Dus toch maar, opnieuw, een plantenstap nemen.

In het verleden, bij een eerdere poging, heb ik me ingeschreven voor een botanische tekencursus in de Hortus Botanicus van Leiden. Deze werd gegeven door Anita Walsmit Sachs, een gedreven dame die werkzaam was als illustrator bij het Rijksherbarium. Zij is ook de oprichtster van de Vereniging Botanische Kunstenaars Nederland ( VBKN ).

Hoe kan het ook anders, maar mijn studieobject tijdens de cursus was een insectenetende plant: een bekerplant (Nepenthes). In mijn geval een Nepenthus x coccinea. Ik weet niet waar die "x" voor staat, maar ik vermoed dat de plant niet geheel raszuiver is. Een kruising tussen iets en iets.

Er bestaan bijna honderd soorten bekerplanten (Nepenthes) die voornamelijk in tropisch Azië groeien, maar ook in de gebieden daaromheen.

Afbeelding 1: Nepenthes distributie
Ze zijn soms uiterst zeldzaam en bedreigd. Bij ons doen ze het alleen goed in de tropische kassen, waar de Hortus Leiden er ongeveer 250 planten van kweekt, allemaal met verschillende bekers. De vangbekers zijn verraderlijke vallen met een spekgladde rand, waar een eenmaal gevallen insect niet meer uit kan komen.

Kijk dat is nou boeiend, een plant die zich heeft aangepast om een tekort aan voedingssupplementen aan te vullen met een ingenieus apparaat, een glijbaan voor insecten met zwembad. Weliswaar met verterende sappen, maar toch. Wij moeten dik betalen voor zo'n tropisch zwemparadijs. Daar staat wel tegenover dat wij het meestal overleven en dat is bij die insecten maar de vraag.

Goed, hoe teken je zo'n plant?

Helaas ben ik mijn studiemateriaal kwijt met bijbehorende opdrachttekeningen, maar de resultaten heb ik nog en daar kan ik het misschien mee reconstrueren.

De pot met bekerplant staat voor je op de tafel. En daar kijk je naar en nog eens van een andere hoek, et cetera. Net zo lang je een idee hebt hoe het een en ander in elkaar steekt.

Dan begin je te schetsen in potlood (scherpe punt, HB). Je let nog niet op de compositie, maar schetst de verschillende onderdelen op een toevallig beschikbare plek. Ieder bijzonder onderdeel wordt aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen met eventueel een loep er bij (10x) en getekend. Schrijf bij ieder onderdeel wat het is en hoe de kleuren zijn. Ook oppervlaktestructuren worden, al dan niet vergroot, weergegeven en beschreven. Bijvoorbeeld: "zeer korte liggende kleurloze beharing" met een verwijzingspijltje. Eventueel de grootte van het bedoelde gebied aangeven. Ook bladdoorsneden, aanhechtingspunten en ribbels e.d. worden geschetst en  aangegeven. Zie afbeelding 2.


Afbeelding 2: Eerste observatie detailtekeningen
Daarna ga je een tekening op papier in potlood maken op ware grootte (of als de plant te groot is, op een bepaalde schaal). Nu hou je wel rekening met de compositie van de plant met al haar onderdelen. Je bepaalt het midden van het papier door middel van een middenlijn vanuit alle kanten. Een staand kruis dus. De plant teken je met het zwaartepunt net boven het optisch midden. Dat wil zeggen dat het middelpunt van de plant boven het midden ligt van het middelpunt van het papier.

Je zorgt er voor dat alle onderdelen los van elkaar te zien zijn. Is het een heel ingewikkelde plant, dan mogen de takken en bladeren elkaar overlappen, maar dan moet het niet te druk worden en duidelijk driedimensionaal van elkaar gescheiden zijn. Met andere woorden er moeten schaduwen worden aan gebracht, waardoor de plant "dikte" krijgt. Dat aanbrengen van de schaduw gebeurt in een later stadium, op de definitieve tekening. Dit is slechts het begin. Al kun je hier al wel wat op spelen natuurlijk, maar dan wel zo dat dat het overtrekken straks niet stoort. Zie afbeelding 3.

Afbeelding 3: Eerste (compositie-) schets
Van deze situatieschets wordt met behulp van transparantpapier een kopie gemaakt. Dit kan je doen op een lichtbak. De tekening wordt vanaf de achterzijde overgetrokken op het transparant in zacht potlood (B, 2B). Trek je de tekening niet vanaf de achterzijde over, dan komt later de afdruk van het transparante kopie in spiegelbeeld op het papier. Tenzij dat juist de bedoeling is voor als je een drukplaat (lino, ets, gravure, etc.) wilt maken.

Het overgetrokken beeld in zacht potlood zit nu op het transparantpapier, maar de tekening is in spiegelbeeld. Het gespiegelde potloodbeeld zit boven. Zie afbeelding 4.


Afbeelding 4: De gespiegelde overtrek. Het potloodbeeld zit boven.
Nu draai je de transparanttekening om zodat het beeld overeenkomt met de situatieschets hierboven en leg het transparantvel op het uiteindelijke tekenpapier (d.i. aquarelpapier van behoorlijk gramgewicht tegen bobbelen, of je moet het opspannen als bij een aquarel op een plank). Het potlood zit nu aan de onderzijde van het transparant.  Plak het transparant vast aan het aquarelpapier m.b.v. makkelijk verwijderbare plakband om verschuiven te voorkomen. Nu kun je met een embossing-stift (d.i. een metalen penpunt met een klein kogeltje aan het eind) of met een vulpotlood (van 0,3 of 0,5 mm) de lijnen overtrekken op het transparant. Niet te hard, maar hard genoeg om de B, of 2B-potlood aan de onderzijde af te laten geven op het aquarelpapier. Er mag geen moet (d.i. een indrukking) achter blijven in het aquarelpapier en je mag zeker niet door het transparant heen drukken! Zie afbeelding 6.

Het gaat er nu om , om van te voren, te bepalen waar eventueel schaduwen aangebracht moeten worden. Om dit objectief te kunnen doen maak je op transparant papier een schaduwvel. Hierop wordt door middel van potlood de grijswaarden aangegeven die later omgezet moeten worden in kleur. Let er wel op dat bij botanische tekeningen het licht ALTIJD van linksboven komt en dus de schaduwen rechtsonder. Zie afbeelding 5.

 
Afbeelding 5: Schaduwontwerp op transparant papier.
Nu de tekening in potlood is overgebracht op het aquarelpapier kun je beginnen met aquarelleren. Veel succes, gebruik echter niet te veel water en werk in kleine stukjes tegelijk. Sommige botanisch tekenaars doen er 4 maanden over om één plant af te beelden. Ergens tussen vandaag en vier maanden kan de aquarel af komen. Werk liever langzaam en secuur, dan snel en slordig. Het gaat er bij botanisch tekenen om wat je ziet en niet om wat je erbij voelt. Geen emoties, geen kunststromingen, behalve zakelijk en realistisch. Zie afbeelding 6 voor mijn resultaat.


Afbeelding 6: het resultaat!
Dat was het resultaat TOEN! Maar nu moet ik dat minstens zien te evenaren. Daartoe heb ik dus mijn eerste belangrijke stap gezet: LID WORDEN VAN DE VERENIGING BOTANISCHE KUNSTENAARS NEDERLAND.

Een botanisch kunstenaar ben ik nog lang niet, dus ik sta nu te boek in de annalen van de vereniging als KUNSTLIEVEND LID.
Is dat geen mooie benaming? Ik voel me meteen, eh...artistiek, filotechnisch of kunstminnend?
Laten we het maar op de laatste twee houden: KUNST(NIJVERHEID)MINNEND

Synoniemen voor kunstlievend:

aanstellerig, kunstzinnig, kunstvaardig
kunstnijverheid begunstigend
artificieel


Doelstelling BLOG: "Wat groeit en bloeit en ons altijd weer boeit..."

In 1952 kreeg Fop I. Brouwer een tweewekelijkse rubriek bij de VARA: Langs ongebaande wegen - Drs. Fop I. Brouwer neem ons mee naar buiten. Maar de meeste bekendheid kreeg hij vanwege zijn medewerking aan het wekelijkse programma van Bert Garthoff op de zondagmorgen, dat zomers Weer of geen weer en 's winters IJs en weder dienende heette en vanaf 1955 werd uitgezonden. Hij, Brouwer, sloot zijn praatjes altijd af met de gevleugelde woorden: al wat leeft en groeit en ons altijd weer boeit. In 1974 hield hij zijn 2500ste radio-praatje.
 
Wat groeit en bloeit... Daar sluit ik me volkomen bij aan. Overal waar je kijkt, hoort, voelt en beleeft ervaar je de natuur in al haar aspecten. Altijd boeiend. En die ervaring wil je altijd bij je houden.
De één onthoudt het, de ander legt het vast om niet te vergeten. Dat vastleggen gaat met behulp van bewegende beelden, foto's, tekeningen, schilderingen of zelfs alleen maar schriftelijk.
 
In deze blog wil ik op onderzoek uitgaan in de totale natuur en dit vastleggen op papier: getekend en/of geschilderd. Alle andere disciplines (video, foto's) zijn  er slechts ter ondersteuning van het hoofddoel.